Toen de Heer de apostelen zond, heeft Hij hun – ik heb dat net gezegd – het gebod gegeven dat ze het evangelie moesten prediken en de gelovigen moesten dopen, zodat hun zonden vergeven zouden worden. Mattheüs 28:19 En eerder had Hij al bevolen dat ze volgens zijn voorbeeld de heilige symbolen van zijn lichaam en bloed moesten uitdelen. Lucas 22:19 Hier zie je dus een heilige, onschendbare en eeuwige wet, opgelegd aan degenen die de apostelen in hun positie opvolgen. Zij krijgen het bevel het evangelie te prediken en de sacramenten te bedienen. Daaruit kunnen we opmaken dat wie die twee dingen verwaarlozen, onterecht de apostelrol als voorwendsel gebruiken.
En de herders dan? Paulus heeft het niet alleen over zichzelf, maar over alle herders, als hij zegt: ‘Ieder mens moet ons dus beschouwen als dienaren van Christus en uitdelers van Gods mysteries.’ 1 Korinthiërs 4:1 En ergens anders: ‘Een opziener moet vasthouden aan het betrouwbare woord dat overeenstemt met de leer. Dan is hij in staat om zowel door de gezonde leer te vermanen, als degenen die ertegen ingaan te weerleggen.’ Titus 1:9 Uit deze en andere van zulke passages, die we meerdere keren tegenkomen, kunnen we opmaken dat dit ook de twee belangrijkste onderdelen zijn van de taak van de herders: het evangelie verkondigen en de sacramenten bedienen.
Nu bestaat het onderwijzen niet alleen uit preken in het openbaar. Het omvat ook persoonlijke vermaningen. Paulus doet bijvoorbeeld een beroep op de Efeziërs als getuigen dat hij niets heeft verzwegen van wat nuttig was. Er was niets dat hij hun niet verkondigd en geleerd had, in het openbaar of in de huizen. Voor zowel Joden als Grieken had hij getuigd van de bekering en het geloof in Christus. En even later verklaart hij dat hij nooit ophield ieder onder tranen te vermanen. Handelingen 20:20-31
Maar ik ben nu niet van plan om alle gaven van een goede herder een voor een op te sommen. Ik wil alleen aanwijzen wat degenen die zich herders noemen, beloven dat ze zullen doen: ze moeten de kerk zo leiden dat het hun er niet om gaat dat ze een eervolle positie bekleden, zonder het werk te doen. Nee, ze moeten het volk door de leer van Christus onderwijzen in echte vroomheid en de heilige sacramenten en de juiste tucht in stand houden en in praktijk brengen. Want aan iedereen die in de kerk als wachter is aangesteld, verkondigt de Heer dat Hij, als er door hun nalatigheid iemand in onwetendheid omkomt, van hun handen diens bloed zal opeisen. Ezechiël 3:17-18 Ook op al die wachters is van toepassing wat Paulus van zichzelf zegt: ‘Wee mij als ik het evangelie niet verkondig. Want het uitdelen daarvan is aan mij toevertrouwd.’ 1 Korinthiërs 9:16-17
Kortom, wat de apostelen voor heel de wereld gedaan hebben, moet iedere herder doen voor zijn eigen kudde, waar hij voor bestemd is.