Nu weten we dus welke tijdelijke bedieningen er in de regering van de kerk geweest zijn en welke bedieningen permanent ingesteld waren. Als we de evangelisten samen nemen met de apostelen, blijven er twee paren over, die in zekere zin met elkaar corresponderen. Zoals onze leraren op de oude profeten lijken, zo lijken de herders op de apostelen.

De taak van de profeten was beter vanwege de gave van de openbaring die de profeten gekregen hadden. Maar de taak van de leraren wordt vrijwel op dezelfde manier bediend en heeft volledig hetzelfde doel. Zo stonden de twaalf die de Heer had uitgekozen om de nieuwe prediking van het evangelie aan de wereld bekend te maken, in rang en waardigheid boven de rest. Lucas 6:13; Galaten 1:1
Gezien de oorsprong en de betekenis van het woord ‘apostel’ – ‘gezondene’ – kunnen natuurlijk best alle dienaren van de kerk apostelen genoemd worden. Want ze worden allemaal door de Heer gezonden als zijn boodschappers. Maar het was van groot belang dat men zeker wist dat degenen die een nieuwe en nog nooit eerder gehoorde boodschap brachten, gezonden waren. Daarom moesten de twaalf – waar Paulus later aan toegevoegd is – onderscheiden worden door een speciale benaming.
Weliswaar heeft Paulus die benaming zelf ergens gebruikt voor Andronicus en Junias. Van hen zegt hij dat ze belangrijke apostelen waren. Romeinen 16:7 Maar als hij het woord ‘apostel’ in eigenlijke zin gebruikt, past hij het alleen toe op die eerste rang. En dat is algemeen gebruikelijk in de Schrift.
Echter, herders hebben dezelfde taak als de apostelen, behalve dan dat zij ieder hun eigen specifieke kerk toegewezen hebben gekregen om die te regeren.
Laten we nu luisteren naar wat die taak precies inhoudt.