4.3.15 – De rol van de gemeente

0
273

De vraag is nu of een dienaar gekozen moet worden door heel de kerk, of door zijn collega’s en de ouderlingen die de tucht moeten uitoefenen, of dat hij kan worden aangesteld op gezag van één man.

Degenen die dit recht toekennen aan één man, halen aan wat Paulus tegen Titus zegt: ‘Om deze reden heb ik je op Kreta gelaten: je moet in elke stad ouderlingen aanstellen.’ Titus 1:5 En ook tegen Timotheüs: ‘Leg niemand overhaast de handen op.’ 1 Timotheüs 5:22 Maar zij vergissen zich als ze denken dat Timotheüs in Efeze of Titus op Kreta zoveel regeermacht uitoefenden dat ze alles maar naar eigen goeddunken regelden. Ze hadden alleen de leiding, om het volk met goed en gezond advies voor te gaan. Niet om met uitsluiting van anderen te doen wat ze maar wilden.

En om te voorkomen dat het lijkt alsof ik maar iets verzin, zal ik dit duidelijk maken aan de hand van een vergelijkbaar voorbeeld. Want Lucas vertelt dat Paulus en Barnabas in de kerken ouderlingen aanstelden. Maar hij wijst er ondertussen ook op hoe dat gebeurde. Hij zegt dat dat ging door te stemmen. Hij zegt: ‘Door het opsteken van handen kozen zij in elke gemeente ouderlingen uit.’ Handelingen 14:23 Deze twee apostelen stelden ze dus aan. Maar zoals de gewoonte was bij verkiezingen bij de Grieken, gaf de hele gemeente door handopsteking aan wie ze wilden hebben. Immers, ook Romeinse geschiedschrijvers drukken zich vaak zo uit: de consul die de verkiezingsvergadering leidde, stelde nieuwe magistraten aan. Ze zeggen dat alleen maar zo omdat hij de stemmen in ontvangst nam en het volk bij de verkiezing leidde.

We kunnen natuurlijk niet geloven dat Paulus Timotheüs en Titus meer toestond dan zichzelf. We zien dus dat het zijn gewoonte was om zelf opzieners aan te stellen door het volk te laten stemmen. Zo moeten we de hierboven genoemde passages dus opvatten. Dan doen ze niets af aan het gewone recht en de vrijheid van de kerk.

Cyprianus heeft dus gelijk als hij zegt dat het van Gods gezag is afgeleid als een priester in aanwezigheid van het volk onder ieders ogen gekozen wordt en als publiek beoordeeld en bewezen wordt dat hij het waard is en ervoor geschikt is. We zien immers dat op bevel van de Heer de levitische priesters vóór hun inwijding voor de ogen van het volk gebracht werden. Leviticus 8:4-6; Numeri 20:26-27 En Matthias wordt alleen aan het gezelschap van de apostelen toegevoegd en de zeven diakenen worden alleen aangesteld onder toezicht en met goedkeuring van de gemeente. Handelingen 1:15-26; 6:2-7 Cyprianus zegt: deze voorbeelden laten zien dat een priester alleen mag worden aangesteld als het volk erin gekend wordt. Het hoort erbij te zijn. Alleen dan is de aanstelling rechtmatig en wettig, omdat iedereen er getuige van geweest is en het onderzocht heeft.1

We zien dus dat volgens Gods Woord een dienaar wettig geroepen wordt als met instemming en goedkeuring van het volk diegenen gekozen worden van wie duidelijk is dat ze geschikt zijn. En dat de andere herders de verkiezing moeten leiden, om te voorkomen dat de gemeente zondigt door lichtzinnigheid, partijdigheid of opstandigheid.

1Cyprianus van Carthago, Epistulae, 67,4.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in