De Heer heeft niet alleen verklaard dat Hij blij is met de taak van de overheid. Hij heeft bovendien de waardigheid van die taak genoemd met heel eervolle lofprijzingen en wonderlijk bij ons aangeprezen. Ik zal er een paar noemen.
Degenen die een overheidsfunctie vervullen worden ‘goden’ genoemd. Exodus 22:8 (22:7); Psalm 82:1-6 Dan moet je niet denken dat die aanduiding weinig te betekenen heeft. Want het maakt duidelijk dat hun opdracht van God komt, dat ze goddelijk gezag hebben gekregen en volledig God vertegenwoordigen en in zekere zin zijn plaatsvervangers zijn. Dat heb ik niet zelf verzonnen. Zo legt Christus het uit. Hij zegt: ‘De Schrift noemt degenen tot wie Gods Woord gekomen is goden.’ Johannes 10:35 Wat betekent dat anders dan dat God hun iets heeft opgedragen, zodat ze Hem zouden dienen in hun functie en – zoals Mozes en Josafat zeiden tegen de rechters die zij aanstelden in alle steden van Juda – recht zouden spreken niet voor de mens, maar voor God? Deuteronomium 1:16-17; 2 Kronieken 19:6
Daarop slaat ook wat Gods wijsheid zegt via de mond van Salomo: dat het zijn werk is dat koningen regeren en adviseurs rechtvaardigheid voorstellen, dat vorsten gezag uitoefenen en alle rechters van de aarde het goede doen. Spreuken 8:15-16 Want dat betekent hetzelfde alsof er gezegd werd dat het niet door de slechtheid van de mensen komt dat het gezag over alle dingen op aarde bij koningen en andere vorsten ligt, maar door Gods voorzienigheid en zijn heilige bepaling. Hij vond het goed dat de zaken van de mensen zo bestuurd worden. Want Hij helpt hen, ja leidt hen bij het maken van wetten en het spreken van recht.
Ook Paulus leert dat duidelijk. Hij noemt mensen die leiding geven als één van Gods gaven, die Christus’ dienaren tot opbouw van de kerk moeten gebruiken, volgens de variatie aan genade die op allerlei manieren wordt uitgedeeld. Romeinen 12:8 Eigenlijk heeft hij het daar over de vergadering van serieuze mannen die in de eerste kerk werden aangesteld om de leiding te hebben over de openbare discipline. Die taak noemt hij in de brief aan de Korinthiërs ‘regeren’. 1 Korinthiërs 12:28 Maar we zien dat de burgerlijke regering hetzelfde doel heeft. Daarom is er toch geen twijfel aan dat hij ons elke vorm van rechtvaardig regeren aanprijst.
Maar hij spreekt nog veel duidelijker als hij het expliciet over dit onderwerp heeft. Want hij leert dat macht door God bepaald is en dat er geen machten zijn die niet door Hem bepaald zijn. En dat vorsten Gods dienaren zijn, om te prijzen wie goed doen en te straffen wie kwaad doen. Romeinen 13:1-4
Daarbij komen nog voorbeelden van heilige mannen. Sommigen van hen waren aangesteld als koning, zoals David, Josia en Hizkia. Anderen als stadhouder, zoals Jozef en Daniël. Weer anderen als burgerlijke aanvoerder over een vrij volk, zoals Mozes en de richters. Van hun functies heeft de Heer verklaard dat Hij er blij mee was. Daarom mag niemand er meer aan twijfelen dat burgerlijke macht een roeping is die niet alleen voor God heilig en legitiem is, maar ook zeer gewijd en in heel het leven van stervelingen verreweg het meest eervol van alle roepingen.