Maar als we op Gods Woord letten, zal dat ons verder leiden en ons leren dat we ons niet alleen moeten schikken onder de regering van vorsten die zich gedragen zoals het hoort en hun taak vervullen met de trouw die ze verplicht zijn. Nee, we moeten ons schikken onder de regering van ieder die gezag draagt, op welke manier iemand dat ook uitoefent, zelfs al zou hij allesbehalve de plicht van vorsten vervullen. Weliswaar verklaart de Heer dat de taak van de overheid een heel belangrijke en royale gave is van Hem voor het welzijn van de mensen en schrijft Hij zelf overheidspersonen voor aan welke grenzen ze zich moeten houden. Maar Hij verklaart tegelijk ook dat hun gezag alleen van Hem komt, wat voor mensen zij ook zijn. Degenen die regeren in het algemeen belang zijn weliswaar echte voorbeelden en bewijzen van zijn vrijgevigheid. Maar degenen die onrechtvaardig en heerszuchtig regeren, heeft Hij laten opstaan om de onrechtvaardigheid van het volk te straffen. Ze zijn allemaal bekleed met dezelfde heilige majesteit die Hij heeft toegewezen aan de wettelijke macht.

Ik ga niet verder voordat ik hier enkele Schriftbewijzen voor heb aangevoerd. Job 34:30; Hosea 13:11; Jesaja 3:4; 10:5; Deuteronomium 28:29 Toch hoeven we geen moeite te doen om te bewijzen dat een goddeloze koning de woede van de Heer is over een land. Want volgens mij is er niemand die dit zal tegenspreken. En als we het over zo’n koning hebben, hoeven we dus niets méér te zeggen dan over een rover die je bezit steelt, over iemand die je bed besmeurt met overspel of over een sluipmoordenaar die je graag wil vermoorden. De Schrift beschouwt al dit soort rampen immers als vloeken van God.
Maar laten we eerder proberen te bewijzen wat het menselijk verstand niet zo gemakkelijk accepteert: dat in een heel slecht mens, die helemaal geen eer verdient, maar bij wie wel de publieke macht berust, Gods hoge macht woont die de Heer door zijn Woord heeft toevertrouwd aan wie zijn rechtvaardigheid en oordeel bedienen. En dat zijn onderdanen hem daarom dezelfde eerbied en hetzelfde respect moeten bewijzen, voor zover het om publieke gehoorzaamheid gaat, als ze zouden bewijzen aan een heel goede koning als ze die gekregen zouden hebben.