4.20.23 – Gehoorzaamheid

0
457

Dat leidt tot nog een andere plicht: onderdanen moeten graag bereid zijn hun overheden te gehoorzamen. Of het nu gaat om het gehoorzamen van hun besluiten, om het betalen van belastingen, om het verrichten van publieke diensten of het dragen van publieke lasten voor de algemene verdediging of om welke andere bevelen ook.

Paulus zegt: ‘Iedereen moet zich onderwerpen aan de machten die over hem gesteld zijn. Want wie zich tegen de macht verzet, verzet zich tegen Gods bepaling.’ Romeinen 13:1-2 En aan Titus schrijft hij: ‘Waarschuw hen dat ze zich moeten schikken onder overheden en machten, dat ze hun moeten gehoorzamen, dat ze bereid moeten zijn om alle goede daden te verrichten.’ Titus 3:1 En Petrus zegt: ‘Schik je onder elke menselijke schepping’ – of beter, zoals ik het vertaal: ‘bepaling’ – ‘omwille van de Heer. Of het nu de koning is, die de hoogste macht heeft, of de stadhouders die door hem gezonden worden, weliswaar om te straffen wie kwaad doen, maar om te prijzen wie goed doen.’ 1 Petrus 2:13-14 En onderdanen moeten getuigen dat ze geen onderdanigheid huichelen, maar zich oprecht en van harte schikken. Daarom voegt Paulus toe dat ze God moeten bidden om het welzijn en de voorspoed van degenen onder wiens gezag ze leven. Hij zegt: ‘Ik roep op tot het doen van smekingen, gebeden, voorbedes en dankzeggingen voor alle mensen, voor koningen en voor iedereen met een hoge positie. Dan kunnen we een onbezorgd en rustig leven leiden in alle vroomheid en fatsoen.’ 1 Timotheüs 2:1-2

Niemand moet zichzelf voor de gek houden. Je kunt je niet verzetten tegen de overheid zonder dat je je tegelijk verzet tegen God. En als dat zo is, dan is God ook gewapend om, zelfs als je een ongewapende overheid ongestraft kunt minachten, deze minachting van Hem te straffen.

Onder deze gehoorzaamheid laat ik bovendien ook de zelfbeheersing vallen die privé-personen zich moeten opleggen in het publieke leven. Ze mogen zich niet uit eigen beweging mengen in publieke zaken of zich zomaar indringen in de taak van de overheid. Ze mogen helemaal niets publieks ondernemen. Als er in de publieke orde iets is dat gecorrigeerd moet worden, moeten ze geen onrust stoken of zelf de handen uit de mouwen steken, want in dit opzicht moeten ieders handen gebonden zijn. Nee, ze moeten de zaak onder de aandacht brengen van de overheid. Die is in dit opzicht de enige die de handen vrij heeft. Ik bedoel het zo: ze mogen niets wagen zonder bevel. Want als ze het bevel krijgen van de overheid, dan hebben ze ook zelf publiek gezag gekregen. Immers, de adviseurs van een vorst noemt men vaak zijn oren en ogen. En zo zou je degenen die hij met zijn bevel aanstelt om iets uit te voeren niet ten onrechte zijn handen kunnen noemen.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in