De eerste plicht van onderdanen tegenover hun overheden is dat ze zoveel mogelijk respect moeten hebben voor hun taak. Want ze moeten erkennen dat hun gezag hun door God is opgedragen en dat ze hen daarom moeten eren en respecteren als dienaren en vertegenwoordigers van God. Je komt immers sommigen tegen die hun overheden heel gehoorzaam zijn en die niet zouden willen dat er geen overheid was om te gehoorzamen. Want ze weten dat het goed is voor het algemeen welzijn. Maar toch beschouwen ze overheden als niet meer dan noodzakelijk kwaad.
Maar Petrus eist iets meer van ons. Hij gebiedt ons de koning te eren. 1 Petrus 2:17 En Salomo eist ook meer. Hij beveelt ons God en de koning te vrezen. Spreuken 24:21 Want met eren bedoelt Petrus dat je zuiver en oprecht over de overheid denkt. En als Salomo de koning noemt samen met God, laat hij zien dat de koning vol is van een bepaalde heilige eerbiedwaardigheid. En dan is er nog die schitterende lofspraak van Paulus dat we niet alleen moeten gehoorzamen vanwege straf, maar ook omwille van het geweten. Romeinen 13:5 Daarmee bedoelt hij dat onderdanen zich niet alleen uit angst voor vorsten en overheden moeten laten overhalen om zich aan hen te onderwerpen, zoals je je aan een gewapende vijand onderwerpt als je ziet dat er straf klaarligt als je je verzet. Nee, ze moeten zich onderwerpen omdat ze de gehoorzaamheid die ze aan vorsten en overheden bewijzen, aan God zelf bewijzen. Want hun macht komt van God.
Ik heb het niet over de overheidspersonen zelf, alsof een masker van waardigheid dwaasheid, slapheid, wreedheid of een slechte en misdadige moraal zou bedekken en zo voor slechte eigenschappen de lof zou verdienen voor goede eigenschappen. Nee, ik zeg dat de positie op zichzelf eer en respect verdient. Daarom moeten we alle overheidspersonen hoogachten en respecteren vanwege hun regeringsfunctie.