4.20.20 – Liever geduld dan wraakzucht

0
341

Ik ga evenmin in tegen de woorden van Christus waarmee Hij ons verbiedt ons tegen kwaad te verzetten en ons leert dat we, als iemand ons op de linkerwang slaat, hem de rechterwang moeten toekeren en als iemand ons onderkleed neemt, hem ook ons bovenkleed moeten geven. Mattheüs 5:39-40 Hij wil de zijnen daar zo sterk afschrikken van het verlangen naar wraak, dat ze nog liever dubbel onrecht verdragen dan dat ze uit zijn op wraak. En ook ik wil hen niet afbrengen van geduld. Want inderdaad moeten christenen mensen zijn van een soort dat geboren is om beledigingen en onrecht te verduren en die bloot staan aan slechtheid, bedrog en spot van de slechtste mensen. En dat niet alleen. Ze moeten al die slechte dingen geduldig dragen. Dat wil zeggen: als ze de ene klap krijgen, moeten ze zich voorbereiden op de volgende klap. Voor heel hun leven moeten ze zichzelf niets beloven behalve dat ze continu hun kruis dragen. Ondertussen moeten ze goeddoen aan degenen die hun onrecht doen en zegenen wie hen vervloeken. Mattheüs 5:44; Lucas 6:28 Ze moeten hun best doen het kwaad te overwinnen door het goede. Dat is hun enige overwinning. Romeinen 12:21 Als ze zo denken, zijn ze niet uit op oog om oog en tand om tand. Zo leerden de farizeeën hun leerlingen om naar wraak te verlangen. Nee, als hun lichaam gekwetst en hun bezit hun op sluwe wijze wordt afgenomen, dragen christenen dat zo dat ze die onrechtvaardige daden, zodra ze hun zijn aangedaan, vergeven en uit eigen beweging kwijtschelden. Zo leert Christus het ons. Mattheüs 5:38-48

Maar die vriendelijkheid en zelfbeheersing verhindert hun niet om hulp van de overheid te gebruiken om hun bezit te beschermen of om uit ijver voor het algemeen welzijn te eisen dat een schuldig en schadelijk mens, van wie ze weten dat hij enkel door de dood gecorrigeerd kan worden, gestraft wordt. Dat tast hun vriendelijkheid tegenover hun vijanden niet aan. Want Augustinus heeft gelijk als hij leert dat al deze geboden bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat een rechtvaardig en vroom man bereid is geduldig het kwaad te dragen van degenen van wie hij graag wil dat ze goed worden. Want hij heeft liever dat het aantal goede mensen groeit dan dat hij zich, door hetzelfde kwaad te doen, ook nog zou voegen bij het aantal slechte mensen. Bovendien slaan deze geboden meer op innerlijke voorbereiding, dan op openlijke daden. In het verborgene van ons hart moeten we geduldig en welwillend zijn, maar in het openbaar moet gebeuren wat, zoals we zien, het beste is voor degenen voor wie wij het goede moeten willen.1

1Augustinus, Epistulae, 138,2.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in