We beginnen dus met de morele wet. Die bestaat uit twee onderdelen. Het eerste gebiedt simpelweg om God te dienen met een zuiver geloof en zuivere vroomheid. En het andere gebiedt om mensen te omhelzen met oprechte liefde. Dit is dus de echte en eeuwige norm voor rechtvaardigheid die is voorgeschreven aan de mensen van alle volken en alle tijden, als ze hun leven willen inrichten volgens Gods wil. Immers, dit is zijn eeuwige en onveranderlijke wil: wij allemaal moeten Hem eren en elkaar onderling liefhebben.
Door de rituele wet werden de Joden opgevoed. Zo wilde de Heer hen als het ware in hun kinderlijkheid trainen, totdat de tijd zou aanbreken waarin Hij zijn wijsheid volledig aan de wereld zou openbaren en de werkelijkheid zou laten zien van de dingen waar afbeeldingen toen schaduwen van lieten zien.
De burgerlijke wet hadden ze gekregen voor de inrichting van de staat. Die leerde bepaalde regels van eerlijkheid en rechtvaardigheid waardoor ze onschuldig en onbezorgd met elkaar konden samenleven. En het was net als bij de training van de rituelen. Eigenlijk hoorde die bij de leer van de vroomheid, omdat de kerk van de Joden daardoor bij het dienen van God gehouden werd. Toch kon die onderscheiden worden van de vroomheid zelf. Zo had ook de vorm van hun burgerlijke wetten geen ander doel dan ervoor zorgen dat de liefde die in Gods eeuwige wet geboden wordt, zo goed mogelijk bewaard kon worden. Maar toch had die iets dat van het liefdegebod onderscheiden was. Dus net zoals de rituelen konden worden afgeschaft terwijl de vroomheid behouden bleef en niet geschonden werd, zo kunnen ook nu deze burgerlijke bepalingen er niet meer zijn, terwijl de eeuwige plichten en geboden van de liefde blijven.
Als dit waar is, houden natuurlijk alle volken de vrijheid om wetten te maken waarvan ze vinden dat die nuttig voor hen zijn. Als ze maar in overeenstemming zijn met de eeuwige norm van liefde. Dan kan dus wel de vorm verschillen, maar hebben ze toch hetzelfde uitgangspunt. Want die barbaarse en onbeschaafde wetten die bijvoorbeeld dieven met eer beloonden en seksuele gemeenschap toestonden met iedereen, zonder onderscheid, of andere die nog veel schandelijker en absurder waren, mogen volgens mij niet als wetten beschouwd worden. Die hebben immers niets te maken met rechtvaardigheid en evenmin met medemenselijkheid of vriendelijkheid.