4.2 – De vermenging van toorn en genade

0
106

Als de eerste mensen in het paradijs Gods gebod overtreden hebben, gaat niet meteen en niet volledig de straf in die ze met hun zonde verdiend hebben. Ze sterven niet op dezelfde dag waarop ze gezondigd hebben, maar blijven leven. Ze worden niet naar de hel verwezen, maar krijgen een taak op aarde toevertrouwd. Ze sterven niet uit, maar ontvangen de belofte van een vrouwenzaad. Er gaat een toestand in die wel aan God bekend en door Hem vastgesteld was, maar die door mensen niet voorzien of berekend kon worden. Een toestand die een geheel eigenaardig karakter draagt, waarin toorn en genade, straf en zegen, oordeel en lankmoedigheid zich met elkaar verbinden. Het is de toestand die nog altijd in natuur en mensheid voortduurt en die de scherpste contrasten in zich verenigt.

We leven in een wonderlijke wereld, in een wereld die ons de grootste tegenstellingen te zien geeft. Het hoge en het lage, het grote en het kleine, het verhevene en het belachelijke, het tragische en het komische, het mooie en het lelijke, het goede en het kwade, de waarheid en de leugen liggen er op een onbegrijpelijke manier door elkaar gemengd. Om beurten grijpt de ernst en de zinloosheid van het leven ons aan. Nu eens zijn we tot pessimisme, dan weer tot optimisme gestemd. De mens die huilt, wisselt ieder ogenblik af met de mens die lacht. De hele wereld staat in het teken van de humor, die terecht omschreven is als een lach in een traan.

De diepste oorzaak van deze tegenwoordige toestand van de wereld is dat God vanwege de zonde van de mens voortdurend zijn toorn, maar volgens zijn eigen welbehagen toch ook altijd weer zijn genade openbaart. We vergaan door zijn toorn en worden toch in de ochtend verzadigd met zijn goedertierenheid. Ps. 90:7, 90:14 Een ogenblik duurt zijn toorn, maar een leven lang zijn goedgunstigheid. ’s Avonds overnacht het gehuil, maar ’s morgens is er gejuich. Ps. 30:6 Vloek en zegen zijn zo wonderlijk met elkaar verbonden en vermengd dat ze vaak in elkaar over schijnen te gaan. De arbeid in het zweet van het gelaat is beide tegelijk. En zo wijzen ze samen heen naar het kruis, dat tegelijk het hoogste recht en de rijkste genade is. En daarom is het kruis het middelpunt van de geschiedenis en de verzoening van alle tegenstellingen.

Deze toestand ging nu meteen na de val in en droeg in de eerste tijd, tot aan de roeping van Abraham, weer een heel eigenaardig karakter. De eerste elf hoofdstukken van het boek Genesis zijn heel erg belangrijk. Ze vormen het uitgangspunt en de basis voor de hele wereldgeschiedenis.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in