De roomsen voegen daar nog aan toe dat alle gelovigen na de doop de Heilige Geest nog moeten krijgen door handoplegging. Pas dan kunnen ze volledig als christen beschouwd worden. Want niemand kan ooit christen zijn als hij niet door de bisschop gezalfd is met het vormsel. Zo zeggen ze het letterlijk.1 Maar ik dacht altijd dat alles wat bij het christendom hoort in de Schrift staat en daarin beschreven wordt. Maar nu zie ik dat we de ware vorm van de godsdienst ergens anders moeten zoeken en leren. Gods wijsheid, de hemelse waarheid, heel de leer van Christus – dat maakt slechts een begin met het van mensen christenen maken. De olie maakt het af.

Deze opvatting veroordeelt alle apostelen en al die martelaren van wie het volkomen zeker is dat ze nooit gezalfd zijn. Want toen bestond de olie nog niet eens waarmee ze gezalfd hadden moeten worden om in alle opzichten christen te zijn, als ze het nog niet waren!
Maar al zou ik zwijgen, dan weerleggen mijn tegenstanders zichzelf ruim voldoende. Want welk deel van hun volk zalven zij na de doop? Waarom accepteren ze in hun schare al die half-christenen als hun onvolledigheid zo gemakkelijk te genezen is? Waarom laten ze toe dat mensen zo laks nalaten wat niet nagelaten kan worden zonder ernstig te zondigen? Waarom eisen ze niet meer strengheid in iets dat zo onmisbaar is dat je zonder dat niet gered kunt worden, behalve dan misschien als het bij iemand door een plotselinge dood verhindert wordt? Als ze toestaan dat het vormsel zo vrijuit geminacht wordt, dan erkennen ze natuurlijk stilzwijgend dat het niet zoveel waard is als ze beweren!
1Gratianus, Decretum (De consecratione) III, 5,1-6.