4.18.15 – Plato over het afkopen van de goden

0
367

In boek 2 van de Staat van Plato staat een heel mooie passage. Hij heeft het daar over de zoenoffers uit de oudheid. En hij lacht om het dwaze vertrouwen van slechte en misdadige mensen die dachten dat zulke zoenoffers hun schanddaden verhulden zodat de goden ze niet zagen. Alsof ze het met de goden op een akkoordje gegooid hadden, gaven ze zich extra onbekommerd over aan hun begeerten. Daarbij lijkt het wel alsof Plato refereert aan de verzoening door de mis, zoals die tegenwoordig in de wereld bestaat!

Iedereen weet dat het niet is toegestaan om een ander te bedriegen en te misleiden. Iedereen erkent dat het goddeloos is om met een onrechtvaardige behandeling weduwen te kwellen, wezen te beroven en armen lastig te vallen. Of om met slinkse streken andermans bezit te roven, door middel van meineed en bedrog een aanslag te doen op iemands rijkdom of met geweld en schrikwekkende tirannie iemand te onderdrukken. Hoe komt het dan dat overal velen al die dingen durven alsof ze het ongestraft kunnen wagen?

Als we hier goed over nadenken, is er natuurlijk geen andere reden die hun zoveel moed geeft dan deze: ze vertrouwen erop dat ze door het offer van de mis, als door een prijs die zij betalen, God genoegdoening kunnen geven. Of in elk geval denken ze dat dit voor hen een gemakkelijke weg is om de dingen met Hem in orde te maken.

Plato lacht vervolgens om de grove dwaasheid van degenen die denken dat je met zulke zoenoffers de straf kunt afkopen die ze anders in de onderwereld zouden moeten ondergaan. En welk doel hebben tegenwoordig de jaarlijkse gedenkdagen en het grootste deel van de missen anders dan dat degenen die heel hun leven lang heel wrede tirannen geweest zijn of heel hebzuchtige rovers, of degenen die voor elke schanddaad klaar stonden, als het ware voor deze prijs losgekocht worden en zo aan het vagevuur ontkomen?

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in