Stel dat iemand komt aanzetten met her en der uit hun verband gerukte uitspraken van de kerkvaders en op hun gezag beweert dat we het offer dat bij het avondmaal gebracht wordt anders moeten opvatten dan ik het uitleg. Dan kan ik hem in het kort dit antwoorden: als het gaat over het accepteren van een verzonnen offer, zoals de pausgezinden in de mis verzonnen hebben, verdedigen de kerkvaders dat volgens mij absoluut niet. Zij gebruiken wel het woord ‘offer’. Maar tegelijk leggen ze uit dat ze daarmee niets anders bedoelen dan de herinnering aan het enige echte offer dat Christus, onze enige priester – zo noemen ze hem in vele passages – aan het kruis gebracht heeft.
Augustinus zegt: ‘In de dierenoffers die de Hebreeën aan God offerden, vierden ze de profetie van het toekomstige offer dat Christus geofferd heeft. Christenen vieren de herinnering aan het al gebrachte offer door het heilige aanbod van Christus’ lichaam en het deelhebben daaraan.’1
Natuurlijk leert hij hier precies hetzelfde wat met meer woorden staat in het boek Over geloof aan Petrus de diaken, wie de auteur daarvan ook mag zijn. Daar staat: ‘Houd eraan vast en twijfel er niet aan dat de eniggeborene voor ons vlees geworden is en zich voor ons aan God geofferd heeft als een heerlijk reukoffer. Aan Hem werden in de tijd van het Oude Testament dieren geofferd, net als aan de Vader en de Heilige Geest. En net als aan de Vader en de Heilige Geest, met wie Hij samen de enige God is, brengt de heilige kerk in heel de wereld onophoudelijk aan Hem het offer van brood en wijn. Want de vleselijke offers van vroeger vormden een afbeelding van Christus’ vlees, dat Hij zelf voor onze zonden zou offeren, en van zijn bloed, dat Hij zou vergieten voor de vergeving van zonden. Maar het offer van nu is een uiting van dankbaarheid en een verkonding van Christus’ vlees dat Hij voor ons geofferd heeft en van het bloed dat Hij voor ons vergoten heeft.’2
Daarom legt Augustinus in meer dan één passage uit dat dit offer niets anders is dan een lofoffer. Kortom, in meerdere passages vind je bij hem dat het avondmaal van de Heer alleen maar een offer genoemd wordt omdat het een herinnering, een afbeelding en een getuigenis is van dat speciale, enige echte offer waardoor Christus ons verzoend heeft.3
Vermeldenswaard is ook een passage uit boek 4 van Over de drie-eenheid. Nadat hij uitgebreid gesproken heeft over het enige offer, besluit hij: ‘In een offer letten we op vier dingen: aan wie er geofferd wordt, door wie er geofferd wordt, wat er geofferd wordt en voor wie er geofferd wordt. Daarbij gaat het steeds om dezelfde enige echte middelaar. Met het vredeoffer verzoende Hij ons met God, terwijl Hij tegelijk één met Hem bleef aan wie Hij offerde. In zich maakte Hij degenen voor wie Hij offerde één. Alleen Hij is het die offerde. En Hij is het wat Hij offerde.’4
Ook Chrysostomos zegt ongeveer hetzelfde. Maar ze claimen de eer van het priesterschap voor Christus zo dat Augustinus verklaart dat het de stem van de antichrist is als je zegt dat een bisschop middelaar is tussen God en mensen.5
1Augustinus, Contra Faustum Manichaeum XX, 18.
2Fulgentius van Ruspe, De fide ad Petrum diaconum.
3Augustinus, Contra adversarium legis et prophetarum I, 18,37 en 20,39; Augustinus, Epistulae, 140.
4Augustinus, De trinitate IV, 14,19.
5Augustinus, Contra epistulam Parmeniani II, 8,16.