Nu heeft Christus’ vlees niet van zichzelf zoveel kracht dat het ons levend zou kunnen maken. Want in de eerste toestand van dat vlees was het onderworpen aan sterfelijkheid. En nu het onsterfelijkheid gekregen heeft, leeft het niet uit zichzelf. Toch is het terecht dat dit vlees levendmakend genoemd wordt. Want het is doordrenkt met het volle leven, om dat op ons over te brengen.
Net als Cyrillus van Alexandrië leg ik in die betekenis deze uitspraak van Christus uit: ‘Zoals de Vader het leven heeft in zichzelf, zo heeft Hij ook aan de Zoon gegeven dat Christus het leven heeft in zichzelf.’ Johannes 5:26 Want eigenlijk heeft Hij het hier over zijn eigen gaven. Niet over de gaven die Hij vanaf het begin bij de Vader had, maar de gaven die Hij meekreeg in het vlees waarin Hij verscheen. Hij laat zien dat ook in zijn menselijkheid het volle leven woont, omdat daardoor ieder die deel heeft aan zijn vlees en bloed tegelijk ook kan genieten van het deelhebben aan het leven.
Hoe dit zit, kun je uitleggen met een bekend voorbeeld. Water uit een bron wordt het ene moment gedronken, een ander moment bewaard en weer een ander moment via kanalen geleid om akkers te irrigeren. Toch heeft het niet uit zichzelf een overvloed voor zoveel verschillende manieren van gebruik. Nee, het krijgt die overvloed uit de bron, die steeds weer een nieuwe voorraad water aanvoert. Zo is Christus’ vlees een rijke en onuitputtelijke bron die in ons het leven giet dat uit God opwelt. Wie ziet nu niet dat het deelhebben aan Christus’ vlees en bloed onmisbaar is voor ieder die het hemelse leven probeert te bereiken?
Hierop slaan de volgende uitspraken van de apostel Paulus: de kerk is Christus’ lichaam en vervulling. Efeziërs 1:23 Hij is het hoofd in wie heel het lichaam samengevoegd en samengeknoopt is door alle geleverde gewrichtsbanden en door wie het lichaam groeit. Efeziërs 4:15-16 En onze lichamen zijn ledematen van Christus. 1 Korinthiërs 6:15 En we begrijpen dat dit allemaal alleen kan doordat Hij met Geest en lichaam volledig aan ons verbonden is.
Maar de apostel heeft die heel nauwe gemeenschap waardoor mij met Christus’ vlees verbonden worden ook nog uitgelegd met een nog glorieuzere uitspraak. Hij zegt dat wij ledematen zijn van zijn lichaam, van zijn gebeente en zijn vlees. En om te verklaren dat dit alle woorden te boven gaat, eindigt hij zijn uitleg dan zo: ‘Dit is een groot mysterie.’ Efeziërs 5:30-32 Je geeft dus wel blijk van een enorme dwaasheid als je niet wilt erkennen dat de gelovigen deel hebben aan het vlees en bloed van de Heer. Want de apostel verklaart dat dit zo’n groot mysterie is dat hij het liever bewondert dan uitlegt.