Mijn tegenstanders nemen Augustinus als hun advocaat. Maar als hij schrijft dat we gelovig eten, bedoelt hij niets anders dan dat het geen eten is met de mond, maar door geloof. Zelf ontken ik dat ook niet. Maar ik voeg er nog aan toe dat we door geloof Christus niet omhelzen als iemand die in de verte verschijnt, maar als iemand die één met ons wordt. Want dan is Hij ons hoofd en zijn wij zijn ledematen. Toch keur ik die manier van spreken niet volledig af. Ik ontken alleen dat dit een volledige uitleg is als ze willen definiëren wat het betekent om Christus’ vlees te eten.
Ik zie dat Augustinus deze manier van spreken ergens anders meerdere keren gebruikt. Bijvoorbeeld als hij dit zegt in boek 3 van Over de christelijke leer: ‘De woorden: “Tenzij jullie het vlees eten van de Mensenzoon,” zijn figuurlijk. Ze leren dat je moet delen in het lijden van de Heer en de heerlijke en nuttige herinnering moet bewaren dat zijn vlees voor ons gekruisigd en gewond is.’1 En ook als hij zegt dat de drieduizend mensen die bekeerd werden door Petrus’ prediking, Handelingen 2:41 Christus bloed dronken dat ze in woede vergoten hadden.2 Maar in heel veel andere passages prijst hij deze zegen van het geloof geweldig aan: door geloof wordt onze ziel niet minder verkwikt door het deelhebben aan Christus’ vlees, dan ons lichaam door het brood dat we eten.
Dat is hetzelfde wat Chrysostomos ergens schrijft: Christus maakt ons niet alleen maar door geloof zijn lichaam, maar daadwerkelijk.3 Hij bedoelt daarmee niet dat dit door iets anders komt dan door geloof. Nee, hij wil alleen uitsluiten dat iemand bij het horen noemen van geloof, dat opvat als enkel inbeelding.
Ik sla nu degenen over die willen beweren dat het avondmaal alleen maar een merkteken is van een zichtbare belijdenis. Want ik vind dat ik hun dwaling al voldoende weerlegd heb toen ik de sacramenten in het algemeen behandeld heb. De lezers moeten alleen hierop letten: als de beker ‘het verbond in zijn bloed’ genoemd wordt, Lucas 22:20 dan wordt daarmee aangeduid dat die kracht geeft om ons geloof te versterken. Dat betekent dus dat we het heilig avondmaal niet op de juiste manier gebruiken als we niet naar God kijken en omhelzen wat Hij aanbiedt.
1Augustinus, De doctrina christiana III, 16,24.
2Augustinus, In Ioannis euangelium tractatus, 31,9 en 40,2.
3Chrysostomos, Homiliae de statuis ad populum Antiochenum, 60-61; Chrysostomos, Homiliae in Marcum, 83.