In de derde plaats: waarom zei Christus over het brood simpelweg dat ze het moesten eten, Mattheüs 26:22-23 maar over de beker dat ze daar ‘allemaal’ uit moesten drinken? Mattheüs 26:26-27 Alsof Hij bij voorbaat de listen van Satan wilde bestrijden!
In de vierde plaats: stel dat de Heer alleen priesters zijn avondmaal waard keurde, zoals mijn tegenstanders beweren. Wie van de mensen zou dan ooit vreemden, die de Heer had uitgesloten, durven roepen om eraan deel te nemen? En dan nog wel deelnemen aan een gave waar hij niet het gezag over had en zonder opdracht van Hem die als enige die gave geven kan? Sterker nog, durven ze erop te vertrouwen dat ze tegenwoordig het symbool van Christus’ lichaam aan het gewone volk mogen uitdelen, als ze daar geen enkel gebod of voorbeeld voor hebben van de Heer?
In de vijfde plaats: loog Paulus toen hij tegen de Korinthiërs zei dat hij van de Heer had gekregen wat hij aan hun doorgaf? Daarna legt hij immers uit wat hij had doorgegeven: dat iedereen zonder onderscheid deel moest hebben aan beide symbolen. 1 Korinthiërs 11:23-26 Als Paulus van de Heer had gekregen dat ieder zonder onderscheid moest worden toegelaten, dan moeten degenen die bijna het hele volk van God wegjagen maar eens kijken van wie zij dat gekregen hebben. Want ze kunnen nu niet net doen alsof het van God afkomstig is. Bij Hem is het niet zowel ja als nee. En nog durven ze zulke afschuwelijke dingen kleden met de naam ‘kerk’ en onder dat mom verdedigen. Alsof die antichristen de kerk zouden zijn! Christus’ leer en instellingen vertrappen ze, verstrooien ze en schaffen ze af, zo gemakkelijk alsof de apostolische kerk, waarin de volle kracht van de godsdienst bloeide, geen kerk was.