4.17.40 – Zelfonderzoek

0
323

Verder zien we dat dit heilige brood van het avondmaal van de Heer geestelijk voedsel is, dat voor vromen die God dienen niet alleen zoet en lekker, maar ook gezond is. Als ze dit voedsel proeven, ervaren ze dat Christus in hun leven is en worden ze aangespoord tot dankbaarheid en onderlinge liefde. Maar aan de andere kant verandert het in een heel schadelijk vergif voor ieder wiens geloof er niet door gevoed en versterkt wordt en die er niet door wordt aangespoord tot belijden, prijzen en liefhebben. Want het is net als met lichamelijk voedsel dat terechtkomt in een buik die in beslag genomen is door schadelijke vochten. Dat voedsel raakt dan ook zelf beschadigd en bedorven en schaadt dan meer dan dat het voedt. Zo laat ook geestelijk voedsel, als het terechtkomt in een ziel die met boosaardigheid en slechtheid besmeurd is, die ziel nog dieper vallen. Niet doordat er aan dat voedsel zelf iets mankeert, maar omdat voor besmeurden en ongelovigen niets rein is, Titus 1:15 ook al is het verder geheiligd door de zegen van de Heer. Want zoals Paulus zegt, als je eet en drinkt terwijl je het niet waard bent, ben je schuldig aan het lichaam en bloed van de Heer en eet en drink je jezelf een oordeel, omdat je het lichaam van de Heer niet onderscheidt. 1 Korinthiërs 11:27-29

Zulke mensen, die zonder sprankje geloof, zonder enige ijver van liefde als varkens toch gaan eten van het avondmaal van de Heer, onderscheiden het lichaam van de Heer niet. Voor zover ze niet geloven dat het lichaam hun leven is, beledigen ze het. Ze beroven het van zijn waardigheid. En door het zo aan te nemen, ontheiligen en besmeuren ze het. En voor zover ze – vervreemd van hun broeders en het niet met hen eens – het heilige symbool van Christus’ lichaam durven vermengen met hun onenigheid, is het niet aan hen te danken als Christus’ lichaam niet verscheurd en in losse ledematen uiteengerukt wordt. Dus is het terecht dat ze schuldig zijn aan het lichaam en bloed van de Heer. Want ze besmeuren dat met schandelijke heiligschennis en goddeloosheid. En door het zo te eten zonder dat ze het waard zijn, roepen ze dus hun veroordeling over zich af. Want ook al vertrouwen ze niet op Christus, door het sacrament aan te nemen, belijden ze toch dat alleen in Hem behoud te vinden is en zweren ze elk vertrouwen op iets anders af. Daarom zijn ze hun eigen aanklagers. Ze getuigen tegen zichzelf en bezegelen hun eigen veroordeling. Bovendien, ook al zijn ze door haat en boosaardigheid verdeeld en afgescheiden van hun broeders – Christus’ ledematen – en hebben ze daarom geen deel aan Christus, toch getuigen ze dat dit hun enig behoud is: deel hebben aan Christus en één zijn met Hem.

Daarom beveelt Paulus dat een mens zichzelf moet onderzoeken, voordat hij van dit brood eet of uit deze beker drinkt. Daarmee wil hij – zo leg ik het in elk geval uit – dat ieder afdaalt in zichzelf en bij zichzelf nadenkt over de vraag of hij met innerlijk vertrouwen steunt op de redding die Christus verdiend heeft en of hij die met zijn mond belijdt. En ook of hij probeert Christus te imiteren door zijn best te doen om onschuldig en heilig te leven. Of hij, volgens Christus’ voorbeeld, bereid is zichzelf te geven aan zijn broeders en zichzelf met hen te delen, omdat hij samen met hen deel heeft aan Christus. Of hij, zoals Christus hemzelf beschouwt als een van zijn ledematen, op zijn beurt ook al zijn broeders beschouwt als ledematen van zijn eigen lichaam. En of hij hen als zijn eigen ledematen graag wil koesteren, beschermen en helpen.

Niet dat wij deze plichten zowel van geloof als van liefde nu al volmaakt kunnen uitvoeren. Maar we moeten er ons best voor doen en er graag voor willen doen dat we het geloof dat in ons begonnen is, elke dag steeds meer laten groeien.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in