Maar als bijgeloof eenmaal de juiste grenzen overschreden heeft, houdt het niet meer op met zondigen. En dus zijn ook deze mensen nog verder afgegleden. Ze hebben rituelen bedacht die helemaal niets te maken hebben met hoe het avondmaal is ingesteld. En dat alleen om goddelijke eer te bewijzen aan het teken. Zij zeggen dat ze deze verering brengen aan Christus.
Om te beginnen zou ik dan zeggen dat, als dit bij het avondmaal zou gebeuren, zo’n aanbidding pas wettig is als die niet bij het teken blijft hangen, maar zich op Christus richt. En die zit in de hemel. Dus onder welk voorwendsel kunnen ze nu zeggen dat ze Christus eren in dat brood? Over zoiets hebben ze geen enkele belofte! Zij consecreren een hostie – zo noemen zij dat – om die in een processie rond te dragen en om die in het openbaar tentoon te stellen om gezien, geëerd en aanbeden te worden. Ik vraag door welke kracht die hostie volgens hen naar behoren geconsecreerd is. Nou, dan komen ze met de woorden: ‘Dit is mijn lichaam.’ Maar ik breng daar dan tegen in dat er tegelijk gezegd is: ‘Neem en eet.’ En dat doe ik niet zomaar. Want omdat de belofte verbonden is aan een gebod, zit ze daar volgens mij zo bij ingesloten, dat er niets van overblijft als je ze van elkaar losmaakt.
Een voorbeeld kan dat duidelijker maken. God gaf een gebod toen Hij zei: ‘Bid tot Mij.’ Hij heeft er een belofte aan toegevoegd: ‘En Ik zal naar je luisteren.’ Stel nu dat iemand zou bidden tot Petrus of Paulus en zich zou beroepen op deze belofte. Zou dan niet iedereen roepen dat hij verkeerd doet? Maar wat anders dan dat, vraag ik je, doen degenen die het gebod over het eten opzijzetten, maar wel de daardoor verminkte belofte: ‘Dit is mijn lichaam,’ vastpakken om die te misbruiken voor rituelen die niets te maken hebben met hoe Christus het avondmaal heeft ingesteld? We moeten dus bedenken dat deze belofte gegeven is aan degenen die zich houden aan het gebod dat ermee verbonden is. En dat degenen die het sacrament veranderen in iets anders elke belofte missen.
Eerder heb ik uitgelegd hoe het sacrament van het heilig avondmaal ons geloof helpt voor God. Door dit sacrament roept de Heer niet alleen de vrijgevigheid van zijn goedheid, die zo groot is als ik eerder heb uitgelegd, terug in onze herinnering. Hij geeft ons die ook als het ware in handen en roept ons op die te erkennen. Maar dan waarschuwt Hij ons ook dat we niet ondankbaar mogen zijn voor zo’n royale vrijgevigheid. Nee, we moeten die juist met gepaste eer loven en dankbaar prijzen. Daarom leerde Hij de apostelen, toen Hij hun de instelling van het sacrament gaf, dat ze dit moesten doen om Hem in herinnering te houden. Lucas 22:19 Paulus legt dat uit als het verkondigen van de dood van de Heer. 1 Korinthiërs 11:26 Dat is openlijk en allemaal samen als met één mond belijden dat heel ons vertrouwen op leven en redding ligt in de dood van de Heer, om Hem met onze belijdenis te prijzen en door ons voorbeeld anderen aan te moedigen Hem te eren.
Hier blijkt opnieuw wat het doel is van het sacrament: ons trainen in het ons herinneren van Christus’ dood. Want als we de opdracht krijgen de dood van de Heer te verkondigen totdat Hij komt om te oordelen, dan is dat niets anders dan dat we met onze mond belijden en vertellen wat ons geloof herkent in het sacrament: dat Christus’ dood ons leven is. Dat is de tweede reden om het sacrament te gebruiken, dat te maken heeft met uiterlijk belijden.