Verder, als je mij vraagt naar de manier waarop Christus aanwezig is, dan schaam ik me er niet voor om te erkennen dat dit zo’n diep mysterie is dat ik het niet met mijn verstand kan begrijpen of met woorden kan communiceren. En, om het duidelijker te zeggen: ik ervaar dit mysterie meer dan dat ik het begrijp. Hier omhels ik dus zonder tegenspreken Gods waarheid. Daarin mag ik veilig rusten. Hij zegt dat zijn vlees voedsel en zijn bloed drank is voor mijn ziel. Ik bied Hem mijn ziel om met zulk voedsel gevoed te worden. In het heilig avondmaal gebiedt Hij mij om onder de symbolen van brood en wijn zijn lichaam en bloed te nemen, te eten en te drinken. Ik twijfel er absoluut niet aan dat Hij mij dat echt aanreikt en dat ik het echt krijg.

Alleen wijs ik wel de absurde ideeën af die óf Christus’ hemelse majesteit onwaardig blijken te zijn, óf niet passen bij zijn menselijke natuur. Want het kan ook niet anders, of zulke ideeën zijn in strijd met Gods Woord. Dat leert dat Christus zo is opgenomen in de glorie van het hemelse koninkrijk dat Hij boven elke aardse toestand verheven is. Maar tegelijk geeft het even ijverig hoog op van de dingen in zijn menselijke natuur die horen bij het echt mens zijn.
En dat hoeft niet ongelooflijk te lijken of in strijd met de logica. Want heel Christus’ koninkrijk is geestelijk. En dus mag alles wat Hij met zijn kerk doet absoluut niet afgemeten worden aan de manieren van deze wereld. Of, om de woorden van Augustinus te gebruiken: een mens voert dit mysterie uit, net als andere dingen, maar namens God. Op aarde, maar op een hemelse manier. De aanwezigheid van zijn lichaam is zoals nodig is voor het sacrament: volgens mij verschijnt het hier zo krachtig en effectief dat het niet alleen onze ziel een ontwijfelbaar vertrouwen oplevert op het eeuwige leven, maar ons ook verzekert dat ons vlees onsterfelijk is.1 Immers, het wordt nu door zijn onsterfelijk vlees levend gemaakt en het deelt in zekere zin in zijn onsterfelijkheid.
Als je overdrijft en verder gaat dan dit, doe je niets anders dan de eenvoudige en duidelijke waarheid verhullen en verduisteren. Als iemand nu nog niet tevreden is, laat hij dan samen met mij maar even bedenken dat het hier over een sacrament gaat. Alles daarvan moet je in verband brengen met geloof. En, zoals ik heb verteld, voeden we het geloof door het deelhebben aan Christus’ lichaam even royaal en overvloedig als degenen die Christus zelf uit de hemel trekken.
Ondertussen geef ik ronduit toe dat ik de vermenging van Christus’ vlees met onze ziel of het overgieten, zoals mijn tegenstanders leren, afwijs. Want het is voor ons voldoende dat Christus uit de substantie van zijn vlees het leven in onze ziel blaast. Sterker nog, dat Hij zijn eigen leven in ons uitstort. Ook al komt Christus eigen vlees ons niet binnen. Bovendien is er geen twijfel aan dat de analogie van het geloof aan mijn kant staat. Paulus gebiedt ons dat we elke Schriftuitleg volgens die analogie moeten onderzoeken. Romeinen 12:3-6 Als je tegen zo’n duidelijke waarheid ingaat, mag je je wel eens afvragen welke norm voor het geloof je dan volgt. Als je niet gelooft dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, ben je niet uit God. 1 Johannes 4:2-3 Mijn tegenstanders ontkennen het of beseffen het niet, maar ze beroven Christus van zijn vlees!
1Ireneüs van Lyon, Adversus haereses IV, 38.