Hieruit is de verzonnen transsubstantiatieleer voortgekomen. Daar strijden de scholastici tegenwoordig feller voor dan voor alle andere artikelen van hun geloof. De eerste uitvinders van de ruimtelijke aanwezigheid konden zich immers niet redden uit de vraag hoe Christus’ lichaam vermengd was met de substantie van het brood, zonder dat dat meteen tot absurde dingen leidde. Dus moesten ze hun toevlucht nemen tot het verzinsel dat het brood in het lichaam verandert. Niet dat het lichaam in eigenlijke zin ontstaat uit het brood. Nee, zo dat Christus de substantie van het brood tenietdoet om zichzelf onder de gedaante van het brood te verbergen.

Het is wonderlijk dat ze tot zo’n onwetendheid, ja dwaasheid vervallen zijn, dat ze met dit wangedrocht komen aanzetten. Het is niet alleen in strijd met de Schrift. Het gaat in tegen de eensgezinde opvatting van de oude kerk!
Ik geef toe dat sommige oude schrijvers soms het woord ‘verandering’ gebruikt hebben. Maar dat deden ze niet omdat ze de substantie van de uiterlijke tekenen wilden uitwissen. Nee, ze wilden leren dat brood dat aan het mysterie gewijd is, heel anders is dan gewoon brood. Het is nu ander brood. Maar overal verkondigen alle oude schrijvers duidelijk dat het heilig avondmaal uit twee delen bestaat: een aards deel en een hemels deel. En zonder verschil van mening bedoelen ze met het aardse deel het brood en de wijn.
Vast en zeker, wat de scholastici ook kletsen, het is duidelijk dat ze het moeten stellen zonder de steun van de oude schrijvers om dit dogma te bevestigen. Vaak durven ze die oude schrijvers in stelling te brengen tegen het duidelijke Woord van God. Maar dit dogma is nog niet zolang geleden bedacht. Het was niet alleen onbekend in de betere tijden, toen de zuivere leer van de godsdienst nog sterker leefde. Het was ook nog onbekend toen die zuiverheid al besmet was. Er is onder de oude schrijvers niemand die niet expliciet erkent dat de heilige symbolen van het avondmaal brood en wijn zijn. Ook al tooien ze die – ik heb dat gezegd – soms met allerlei lovende woorden, om de waardigheid van het sacrament aan te prijzen. Ze zeggen immers dat er tijdens de consecratie een geheime verandering plaatsvindt, zodat het dan iets anders is dan brood en wijn. Maar zoals ik net al noemde, bedoelen ze daarmee niet dat brood en wijn er niet meer zijn. Nee, ze bedoelen dat we ze dan als iets anders moeten beschouwen dan als gewoon voedsel dat alleen maar bedoeld is voor het voeden van de buik. Want in brood en wijn krijgen we geestelijk voedsel en drank voor de ziel.
Ik ontken dat ook niet. Maar de scholastici zeggen: als er verandering plaatsvindt, dan kan het niet anders of het één ontstaat uit het ander. Als ze daarmee bedoelen dat het iets wordt wat het eerst niet was, dan stem ik daarmee in. Maar als ze die verandering willen laten slaan op wat zij zich inbeelden, dan moeten ze mij maar eens antwoord geven op de vraag welke verandering er dan plaatsvindt bij de doop. Want de kerkvaders stellen dat ook daarbij een wonderlijke verandering plaatsvindt, als ze zeggen dat er een geestelijk bad voor de ziel ontstaat uit een vergankelijk element. Toch ontkent niemand dat het water blijft. ‘Nee,’ zeggen de scholastici, ‘maar bij de doop vind je niet zoiets als de woorden bij het avondmaal: “Dit is mijn lichaam.”’ Alsof het om die woorden gaat! Wat die betekenen, is duidelijk genoeg. Nee, het gaat juist om het woord ‘verandering’. Dat mag bij het avondmaal niet méér betekenen dan bij de doop. Laat ze hun gang dus maar gaan met hun woordenspelletje. Ze verraden er alleen maar mee hoe dom ze zijn.
Stel dat de werkelijkheid die in het sacrament gepresenteerd wordt, niet levensecht zou worden uitgebeeld door het zichtbare teken. Dan zou de betekenis niet van toepassing zijn! Christus heeft met het zichtbare symbool willen bewijzen dat zijn vlees voedsel is. Als Hij alleen een loze gedaante van brood had gepresenteerd en geen echt brood, wat zou er dan overblijven van de analogie of de vergelijking die ons van het zichtbare teken naar de onzichtbare inhoud moet leiden? Immers, om alles onderling te laten overeenkomen, moet de betekenis niet verder reiken dan dat wij gevoed worden door iets dat lijkt op Christus’ vlees. En zo is het ook met de doop. Als er bij de doop alleen iets was dat op water lijkt en onze ogen bedroog, dan zou dat bedrieglijke toneel voor ons aanleiding zijn om te wankelen. De aard van het sacrament wordt dus onderuitgehaald als het aardse teken in de manier van uitbeelden niet correspondeert met de hemelse inhoud. En daarom gaat de werkelijkheid van dit sacrament voor ons verloren als er geen echt brood is dat ons het echte lichaam van Christus voor ogen stelt.
Ik herhaal het nog eens: het avondmaal is niets anders dan een zichtbaar bewijs van de belofte die in Johannes 6 staat: dat Christus het levensbrood is dat is neergedaald uit de hemel. Johannes 6:51 Om dat geestelijke brood uit te beelden, moet er dus zichtbaar brood zijn. Of we zouden moeten willen dat alle vrucht voor ons verloren gaat die God ons hierin zo welwillend geeft om ons te helpen in onze zwakheid. Bovendien, hoe zou Paulus kunnen concluderen dat we allemaal samen één brood en één lichaam zijn omdat we samen deel hebben aan één brood, 1 Korinthiërs 10:17 als er alleen maar iets overblijft dat op brood lijkt en geen natuurlijk, echt brood?