De scholastici waren huiverig voor zo’n barbaarse goddeloosheid. Daarom ging zij voorzichtiger te werk. Toch doen ook zij niets anders dan een spelletje spelen met subtielere goocheltrucs. Ze geven toe dat het sacrament Christus niet ruimtelijk bevat of fysiek opsluit. Maar vervolgens verzinnen ze een redenering die ze zelf niet begrijpen en ook anderen niet kunnen uitleggen. Het komt hierop neer: je moet Christus zoeken in wat zij de ‘gedaante van het brood’ noemen. Wat betekent dat? Ze zeggen dat de substantie van het brood in Christus veranderd wordt. Hechten ze Christus daarmee dan niet vast aan de witte kleur van het brood die volgens hen blijft? ‘Nee,’ zeggen ze, ‘het sacrament bevat Christus zo dat Hij toch in de hemel blijft. Wij beweren niets anders dan dat Hij aanwezig is in de gedaante.’

Maar welke woorden ze ook gebruiken om dit te vermommen, uiteindelijk komt het toch allemaal hierop neer: wat eerst brood was, wordt door de consecratie Christus. Dus na de consecratie zit onder de kleur van het brood Christus verborgen. En ze schamen zich er ook niet voor om dat ronduit te zeggen. Want dit zijn de woorden van Lombardus: ‘Christus’ lichaam is op zichzelf zichtbaar. Maar na de consecratie gaat het schuil achter de gedaante van het brood.’1
De gedaante van het brood is dus niets anders dan een masker dat zijn vlees verbergt voor onze ogen. En je hoeft er niet ver naar te raden om te ontdekken welke hinderlagen de scholastici met deze woorden willen leggen. Dat is overduidelijk uit de feiten. We zien in hoeveel bijgeloof niet alleen de grote massa, maar ook de voorgangers zelf al vele eeuwen gevangen gezeten hebben en tegenwoordig in de pauselijke kerken nog steeds zitten. Want we krijgen alleen deel aan Christus en worden alleen aan Hem verbonden door echt geloof. Maar zij maken zich daar nauwelijks druk om en denken dat Christus voldoende voor hen aanwezig is als ze maar zijn fysieke aanwezigheid hebben die ze zelf buiten Gods Woord om gefabriceerd hebben. Kortom, we zien dat het door die slimme scherpzinnigheid zover gekomen is, dat brood als God beschouwd wordt.
1Petrus Lombardus, Sententiae IV, 12,4-5.