De doop levert nog een tweede vrucht op. Hij laat ons zien dat we in Christus gestorven zijn en in Hem een nieuw leven hebben. Want de apostel Paulus zegt: ‘We zijn in zijn dood gedoopt, we zijn met Hem begraven om te wandelen in een nieuw leven.’ Met deze woorden spoort hij ons niet alleen aan om Christus te imiteren, alsof hij zei dat de doop ons aanspoort om volgens het voorbeeld van Christus’ dood te sterven voor onze begeerten en volgens het voorbeeld van zijn opstanding opgewekt te worden in rechtvaardigheid. Nee, Paulus steekt veel dieper af: door de doop laat Christus ons delen in zijn dood. We worden in zijn dood geënt. Een takje haalt zijn substantie en voedsel uit de wortel waarop het geënt is. Zo ervaren degenen die de doop ontvangen met het geloof waarmee ze het horen te ontvangen, echt de kracht van Christus’ dood in het afsterven van hun vlees en tegelijk ook de kracht van Christus’ opstanding in de levendmaking door de Geest. Dat is voor Paulus de aanleiding voor deze aansporing: als we christenen zijn, moeten we ook gestorven zijn voor de zonde en leven voor rechtvaardigheid. Romeinen 6:3-11

Dezelfde argumentatie gebruikt hij ergens anders: we zijn besneden en hebben de oude mens uitgetrokken nadat we in de doop in Christus begraven zijn. Kolossenzen 2:11-12 En in die betekenis noemde hij in de passage die ik eerder aangehaald heb, de doop een bad van de nieuwe geboorte en van de vernieuwing. Titus 3:5
Ons wordt dus in de eerste plaats de vergeving van zonden uit genade en de toerekening van rechtvaardigheid beloofd. En in de tweede plaats de genade van de Heilige Geest die ons verandert in een nieuw leven.