Verder vragen de wederdopers ons wat voor geloof er enkele jaren lang op onze doop volgde. Op basis daarvan willen ze ons bewijzen dat onze doop ongeldig is, omdat de doop alleen bij ons geheiligd wordt als we het woord van de belofte gelovig aannemen. Mijn antwoord daarop is dat we de belofte die we in de doop kregen weliswaar lange tijd niet kenden, dankzij onze blindheid en ongeloof. Maar toch bleef de belofte zelf altijd vast, krachtig en betrouwbaar. Want het was Gods belofte. Al zouden alle mensen onbetrouwbare leugenaars zijn, toch blijft God betrouwbaar. Romeinen 3:3 Al zouden alle mensen verloren gaan, toch blijft Christus de redding.
Ik geef dus toe dat we niets aan de doop gehad hebben zolang we de belofte die ons in de doop werd aangeboden ongebruikt lieten liggen. Zonder die belofte heeft de doop geen betekenis. Maar we hebben dankzij Gods genade berouw gekregen. Nu klagen we onszelf aan om onze blindheid en harde hart, omdat we zolang ondankbaar geweest zijn tegenover Gods grote goedheid.
Maar we geloven niet dat de belofte zelf verdwenen is. Nee, we bedenken juist dat God door de doop vergeving van zonden belooft en dat Hij die belofte ongetwijfeld zal nakomen voor ieder die gelooft. Die belofte is ons in de doop aangeboden. Laten we die dus met geloof omhelzen! Weliswaar was die belofte vanwege ons ongeloof lange tijd begraven. Maar laten we die nu met geloof aannemen!
Als de Heer het Joodse volk uitnodigt tot berouw, beveelt Hij hun daarom niets over een tweede besnijdenis, al waren ze – ik heb dat al gezegd – besneden door een goddeloze en heiligschennende hand en hadden ze een tijd lang geleefd verstrikt in dezelfde goddeloosheid. Nee, Hij dringt alleen aan op bekering van hun hart. Want ook al hadden zij het verbond geschonden, toch bleef het symbool van het verbond steeds krachtig en onschendbaar, zoals de Heer het had ingesteld. Berouw was dus de enige voorwaarde waarop ze opnieuw werden opgenomen in het verbond dat God eenmaal met hen in de besnijdenis gesloten had. Echter, zij hadden die besnijdenis gekregen uit de hand van een verbondsbrekende priester en vervolgens hadden ze die, voor zover zij dat konden, bezoedeld en het effect ervan gedoofd.