Bovendien, wie dit antwoord kent, heeft voldoende argumenten om tegen de laster van slechte mensen degenen te verdedigen die vanuit het monnikbestaan overstappen op een fatsoenlijke manier van leven. Zulke mensen worden zwaar beschuldigd van het breken van hun woord en het plegen van meineed. Want ze breken de – zo gelooft men algemeen – onverbrekelijke band waarmee zij gebonden waren aan God en de kerk. Maar als God tenietdoet wat de mens vaststelt, is er volgens mij nooit een band geweest.

Verder, ook al zouden we toegeven dat ze gebonden waren toen ze nog vast zaten in de strikken van hun onwetendheid en dwalingen over God, dan zijn ze nu door de genade van Christus meteen vrij, nu ze verlicht zijn door het kennen van de waarheid. Want het kruis van Christus heeft zoveel kracht dat het ons bevrijdt van de vloek van Gods wet die ons gebonden hield. Galaten 3:13 Dan zal het ons toch zeker losrukken uit vreemde banden, die niets anders zijn dan bedrieglijke netten van Satan! Er is dus geen twijfel aan dat Christus ieder over wie Hij het licht van zijn evangelie laat schijnen, losmaakt uit alle strikken waar hij zich uit bijgeloof in verward heeft.
Trouwens, als ze niet in staat waren om zich aan het celibaat te houden, hebben ze ook nog een tweede argument voor hun verdediging. Want een onmogelijke gelofte betekent de zekere ondergang van de ziel. Maar God wil dat de ziel gered wordt. Hij wil niet dat die verloren gaat. Dat betekent dus dat je zo’n gelofte echt niet moet volhouden. En ik heb eerder al uitgelegd hoe onmogelijk de gelofte van onthouding is voor degenen die die speciale gave niet gekregen hebben. En al had ik gezwegen, dan leert onze ervaring dat wel. Het is immers niet onbekend hoe vol bijna alle kloosters zijn met onkuisheid. En als sommige kloosters fatsoenlijker en ingetogener lijken dan andere, dan zijn ze toch nog niet kuis alleen omdat ze het kwaad van de onkuisheid vanbinnen onderdrukken en in toom houden.
Zo straft God inderdaad met huiveringwekkende voorbeelden de overmoed van mensen, als ze geen rekening houden met hun eigen zwakheid en in strijd met hun natuur iets proberen te bereiken dat hun ontzegd is. Als ze de geneesmiddelen negeren die de Heer hun ter beschikken gesteld heeft en erop vertrouwen dat ze met koppig volhouden de ziekte van hun gebrek aan zelfbeheersing kunnen overwinnen. Je bent gewaarschuwd dat je het huwelijk nodig hebt en dat de Heer het je als geneesmiddel gegeven heeft. Maar je wijst het niet alleen af. Nee, je dwingt jezelf met een eed om het af te wijzen. Hoe zouden we dat anders noemen dan koppigheid?