Maar ze gaan nog verder en proberen aan te tonen dat een dergelijke gelofte gebruikelijk was in de tijd van de apostelen. Want Paulus zegt dat weduwen die trouwden nadat ze eenmaal waren aangenomen voor een openbare bediening, hun eerste geloof verloochenden. 1 Timotheüs 5:11-13

Ik ontken absoluut niet dat weduwen die zichzelf en hun diensten aan de kerk wijdden, zich tegelijk onderwierpen aan de norm dat ze altijd ongetrouwd zouden blijven. Niet omdat ze daarin iets zagen om God mee te dienen, zoals men dat later ging doen. Nee, omdat ze hun functie alleen konden vervullen als ze eigen baas waren, vrij van het juk van een huwelijk. Als ze hun woord gegeven hadden, maar daarna toch een huwelijk gingen overwegen – wat was dat anders dan Gods roeping van zich afschudden? Geen wonder dus dat Paulus zegt dat ze zich door zulke verlangens van Christus afkeerden. En vervolgens onderstreept hij dat nog eens door eraan toe te voegen dat ze ook hun eerste gelofte, die ze bij de doop gedaan hebben, schenden en ongedaan maken. Want die gelofte houdt ook in dat ieder zijn roeping zal beantwoorden.
Of je moet het liever zo willen opvatten: ze hadden elk schaamtegevoel verloren en wierpen vervolgens ook nog de zorg voor fatsoen van zich af en gaven zichzelf over aan alle mogelijke losbandigheid. Door hun losse bandeloze leven lieten ze zien dat ze allesbehalve christelijke vrouwen waren. Ook die uitleg bevalt me heel goed.
Mijn antwoord is dus dat de weduwen die toen werden aangenomen voor een openbare bediening zich onderwierpen aan de voorwaarde dat ze altijd ongetrouwd zouden blijven. Als ze later toch trouwden, kunnen we gemakkelijk begrijpen dat er gebeurde wat Paulus zegt: ze schudden alle ingetogenheid van zich af en werden onbeschaamder dan christelijke vrouwen paste. Ze zondigden dus niet alleen door de trouw te breken die ze aan de kerk gegeven hadden. Nee, ze weken af van de algemene norm voor vrome vrouwen.
Maar in de eerste plaats, ik ontken dat hun belofte om ongetrouwd te blijven een andere reden had dan dat de bediening die zij op zich namen niet te verenigen was met een huwelijk. En ik zeg dat ze zich alleen bonden aan de ongehuwde staat voor zover dat nodig was voor hun roeping.
In de tweede plaats zeg ik dat ze niet zo gebonden waren dat het niet ook dan nog beter voor hen was om te trouwen dan gekweld te worden door de prikkels van het vlees of te vervallen tot welke onzedelijkheid ook.
In de derde plaats zeg ik dat Paulus voorschrijft weduwen te kiezen die zo oud zijn dat ze normaal gesproken geen gevaar meer lopen. Want hij beveelt alleen vrouwen te kiezen die al eerder bewezen hadden dat ze ingetogen waren, omdat ze met één huwelijk tevreden waren geweest. 1 Timotheüs 5:9-10
Kortom, de gelofte van het celibaat keur ik om geen andere reden af dan dat die onterecht beschouwd wordt als een manier om God te dienen en te gemakkelijk gedaan wordt door mensen die niet het vermogen gekregen hebben om zich te onthouden.