4.13.14 – Monniken zijn scheurmakers

0
312

Trouwens, het laatste waar de kerkvaders aan gedacht hebben, is het bevestigen van een dergelijke volmaaktheid, zoals sofisten met monnikskappen later gefabriceerd hebben om zo een dubbel christendom te stichten. Want toen was nog niet dat godslasterlijke dogma ontstaan dat het beroep van monniken vergelijkt met de doop, sterker nog, dat openlijk verklaart dat het een soort tweede doop is. Wie zou eraan twijfelen dat de kerkvaders deze laster afschuwelijk zouden hebben gevonden?

Dan nu het laatste dat volgens Augustinus voor de oude monniken gold: dat ze zich volledig wijden aan liefde. Waarom zou het nodig zijn om met woorden te bewijzen dat het nieuwe beroep van monnik van tegenwoordig totaal anders is? De feiten spreken voor zich: ieder die het klooster in gaat, scheidt zich af van de kerk. Immers, ze nemen voor zichzelf een speciale bediening en een aparte uitdeling van de sacramenten aan. Scheiden ze zich daarmee niet af van de wettige gemeenschap van de gelovigen? Als dit geen uit elkaar scheuren is van de gemeenschap van de kerk, wat is het dan?

En – om verder te gaan met de vergelijking waar ik aan begonnen ben en om die af te maken – hoe lijken ze daarmee op de oude monniken? Die woonden weliswaar apart van de anderen. Maar ze hadden geen aparte kerk. Ze deelden de sacramenten met de anderen. Ze verschenen in de openbare bijeenkomsten. Ze waren daar deel van het volk. Maar de nieuwe monniken hebben voor zichzelf een speciaal altaar opgericht. Wat hebben ze daarmee anders gedaan dan de band van de eenheid breken? Want ze hebben zich afgesneden van het lichaam als geheel en ze wijzen de gewone bediening af waarmee de Heer de vrede en de liefde wilde bewaren tussen degenen die van Hem zijn.

Dus zoveel kloosters als er tegenwoordig zijn, zoveel vergaderplaatsen zijn er volgens mij van scheurmakers, die de orde van de kerk verstoren en zich hebben afgesneden van de wettige gemeenschap van de kerk. En om te voorkomen dat die afscheiding niet duidelijk zichtbaar zou zijn, hebben ze zich allerlei namen van sekten gegeven. Ze schamen zich er zelfs niet voor om te pochen op wat Paulus niet sterk genoeg kan afkeuren. 1 Korinthiërs 1:12-13; 3:4 Of we zouden moeten denken dat Christus weliswaar door de Korinthiërs verdeeld werd omdat de een zich op deze en een ander op die leraar liet voorstaan. Maar dat het Christus nu geen onrecht doet als we sommigen ‘benedictijnen’, anderen ‘franciscanen’ en nog weer anderen ‘dominicanen’ horen noemen in plaats van ‘christenen’. En dat zij deze benamingen vol trots aannemen als geloofsbelijdenis, terwijl ze zich graag afscheiden van de grote massa van de christenen.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in