4.13.1 – Inleiding

0
251

Christus heeft met de onschatbare prijs van zijn bloed vrijheid gekocht voor de kerk. Het is dus wel erg dat die kerk door een wrede tirannie zo onderdrukt en door een ontzaglijke hoop tradities haast overspoeld is. Maar ondertussen laat ieders persoonlijke dwaasheid zien dat God niet zonder heel rechtvaardige reden Satan en zijn dienaren zoveel heeft toegestaan. Het was immers nog niet genoeg dat ze Christus’ gezag negeerden en alle mogelijke lasten droegen die hun door valse leraren werden opgelegd. Nee, ieder van hen heeft zich ook nog eigen lasten op de nek gelegd en is zo, door putten te graven voor zichzelf, nog dieper weggezonken. Dat kwam doordat ze als het ware een wedstrijd deden wie de meeste geloften kon bedenken. Behalve door gezamenlijke banden, werden ze zo nog meer en nog strakker gebonden.

Ik heb al verteld dat degenen die onder het mom van herders in de kerk geregeerd hebben, de dienst van God met hun brutaliteit vervalst hebben. Met hun onrechtvaardige wetten hebben ze arme zielen verstrikt. Daar past goed bij om nu verder te spreken over een kwaad dat daaraan verwant is. Dan blijkt dat de wereld, in overeenstemming met haar slechte aard, altijd met alle mogelijke hindernissen de hulpmiddelen weggeduwd heeft die haar tot God hadden moeten brengen.

Verder moeten de lezers de al eerder genoemde basisprincipes in het oog houden. Dan zal extra duidelijk blijken dat met de geloften een heel ernstig bederf is ingevoerd. In de eerste plaats heb ik geleerd dat de wet alles bevat wat verlangd kan worden om een vroom en heilig leven te leiden. In de tweede plaats heb ik geleerd dat de Heer bepaald heeft dat alle lof voor rechtvaardigheid ligt in oprechte gehoorzaamheid aan zijn wil, om ons extra goed weg te roepen van het bedenken van nieuwe daden. Als dit waar is, kun je daaruit gemakkelijk opmaken dat God blij is met geen enkele verzonnen manier om God te dienen, die we zelf verzinnen om iets bij God te verdienen. Hoe aantrekkelijk we die zelf ook vinden. Vast en zeker wijst de Heer zelf die in vele passages niet alleen uitdrukkelijk af. Hij vindt die ook heel erg.

Dat roept een vraag op wat betreft geloften die gedaan worden tegen het uitdrukkelijke Woord van God in. Hoe moet je die opvatten? Kunnen christenen zulke geloften wel doen? En in hoeverre zijn ze er dan aan gebonden?

Wat tussen mensen een ‘belofte’ genoemd wordt, dat heet tegenover God een ‘gelofte’. Aan mensen beloven we iets waarvan we denken dat ze er blij mee zijn of dat we het tegenover hen verplicht zijn. Als het gaat om geloften die gericht worden aan God zelf, moeten we dus veel zorgvuldiger zijn. Want met Hem moeten we zo serieus mogelijk omgaan.

Op dit punt is er alle eeuwen door een wonderlijk bijgeloof tevoorschijn gekomen. Zonder onderscheid hebben mensen alles wat hun in gedachten of zelfs in de mond viel, meteen aan God beloofd. Vandaar die dwaze, ja monsterlijke en absurde geloften van de heidenen, waarmee ze heel onbeschaamd spelletjes speelden met hun goden. Ach, hadden de christenen deze brutaliteit van de heidenen maar niet geïmiteerd! Het was wel heel ongepast! Maar we zien dat al enkele eeuwen lang niets zo gewoon is als deze slechtheid: het volk minacht overal Gods wet, maar staat volledig in brand van een razende waanzin om alles te beloven waar ze maar van dromen. Ik wil niet hatelijk overdrijven en ook niet stuk voor stuk opsommen hoe ernstig en op hoeveel manieren er op dit punt gezondigd is. Maar het leek me goed dit in het voorbijgaan te zeggen. Dan blijkt extra duidelijk dat we, als we de geloften gaan behandelen, geen overbodige kwestie gaan bespreken.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in