Om de tucht te beperken is ook vooral nodig wat Augustinus als argument gebruikt tegenover de donatisten: ook al zien kerkleden dat de kerkenraad fouten minder ijverig bestraft, toch mogen ze zich daarom niet meteen van de kerk afscheiden. Ook de herders zelf mogen hun bediening niet neerleggen of de kerk in beroering brengen door extra streng te zijn, als ze zien dat ze alles wat gecorrigeerd zou moeten worden niet kunnen zuiveren zoals ze graag zouden willen.

Want het is helemaal waar wat hij schrijft: als je door te berispen corrigeert wat je kunt, of met behoud van de band van de vrede buitensluit wat je niet kunt corrigeren, of eerlijk afkeurt en krachtig draagt wat je niet met behoud van de band van de vrede kunt buitensluiten, dan ben je vrij en losgemaakt van de vloek.1
De reden hiervoor noemt hij ergens anders: elke vrome handelwijze en elke vorm van kerkelijke tucht moet altijd de eenheid van de Geest en de band van de vrede in het oog houden. De apostel Paulus beveelt ons dat we die moeten bewaren door elkaar te verdragen. Efeziërs 4:2-3 Als die band niet bewaard wordt, dan is het medicijn van de straf niet alleen overbodig. Nee, dan wordt het gevaarlijk en is het geen medicijn meer. Augustinus zegt: ‘Wie hier zorgvuldig over nadenkt, verwaarloost niet de strengheid van de tucht om de eenheid te bewaren en breekt niet de band van de gemeenschap door te streng te straffen.’
Hij geeft wel toe dat niet alleen de herders erop uit moeten zijn dat er in de kerk geen fouten overblijven, maar dat iedereen daar zijn best voor moet doen. En hij verzwijgt niet dat als je nalatig bent in het waarschuwen, berispen en straffen van slechte mensen, ook al ben je hun niet gunstig gezind en doe je niet mee met hun zonden, je toch schuldig staat voor God. En dat als je in de positie verkeert dat je slechte mensen kunt afhouden van deelname aan de sacramenten, maar het niet doet, je niet meer zondigt door de fout van een ander, maar door je eigen fout. Dat geeft hij allemaal toe. Alleen, het moet gebeuren met de voorzichtigheid die God ook eist. Want als het onkruid uitgetrokken wordt, mag het graan niet beschadigd worden. Mattheüs 13:29
Daarna concludeert hij met Cyprianus: ‘Laat de mens dus barmhartig corrigeren wat hij kan. Laat hij wat hij niet kan corrigeren, geduldig dragen. En laat hij uit liefde zuchten en huilen.’2
1Augustinus, Contra epistulam Parmeniani II, 1,2.
2Augustinus, Contra epistulam Parmeniani III, 1 en 2.