Tot hiertoe heb ik de behandeling van de tucht of discipline van de kerk nog uitgesteld. Maar nu moet ik die in enkele woorden uitleggen. Daarna kom ik dan ten slotte toe aan de laatste onderdelen van de leer die nog over zijn.

De tucht is voor een heel groot deel afhankelijk van de sleutelmacht en de geestelijke rechtspraak. Om dit gemakkelijker te kunnen begrijpen, is het goed om de kerk te verdelen in twee basisgroepen: de geestelijken en het volk. Met geestelijken bedoel ik degenen die in de kerk een openbare taak hebben. Het is de gebruikelijke benaming daarvoor, ook al is die eigenlijk onjuist. We gaan het eerst hebben over de algemene tucht, waar iedereen aan onderworpen moet zijn. Daarna komen we toe aan de geestelijkheid, op wie behalve de algemene tucht ook nog een eigen tucht van toepassing is.
Sommigen haten de tucht zo sterk dat ze zelfs een hekel hebben aan het woord ‘tucht’. Daarom moeten zij weten: geen enkele samenleving, ja zelfs geen enkel gezin, hoe weinig leden het ook heeft, kan zonder tucht in de juiste toestand gehouden worden. Daarom is de tucht nog extra nodig in de kerk. Want de toestand van de kerk moet zo ordelijk zijn als maar mogelijk is. Daarom vormt de tucht het zenuwstelsel van de kerk, zoals de reddende leer van Christus de ziel van de kerk is. Door middel van dat zenuwstelsel zijn de ledematen van het lichaam, ieder op zijn plek, met elkaar verbonden.
Ieder die wil dat de tucht verdwijnt of die probeert te verhinderen dat ze hersteld wordt, of je dat nu bewust doet of uit onnadenkendheid, is er daarom op uit de kerk volledig uit elkaar te laten vallen. Want wat zou er gebeuren als ieder vrij zou zijn te doen waar hij zin in heeft? En dat zou toch gebeuren als er geen persoonlijke vermaningen, bestraffingen en andere hulpmiddelen kwamen bij de prediking van de leer, om die leer te ondersteunen en om te voorkomen dat die leer geen effect zou hebben.
De tucht is dus als het ware de teugel waardoor degenen die tegen Christus’ leer tekeergaan, in toom gehouden en getemd worden. Of de prikkel waardoor degenen die te weinig zin hebben, worden aangespoord. Soms is tucht ook net een vaderlijke tuchtroede, waarmee degenen die dieper gevallen zijn, bestraft worden, vriendelijk en met zachte hand, in overeenstemming met de vriendelijkheid van Christus’ Geest.
We zien al bepaalde aanwijzingen dat er een afschuwelijke verwoesting op handen is. Dat komt dus doordat er niet voor gezorgd wordt dat het volk in toom gehouden wordt. De noodzaak zelf roept dus uit dat we een geneesmiddel nodig hebben. Bovendien is de tucht het enige geneesmiddel dat Christus ook zelf voorschrijft en dat altijd door de vromen gebruikt is.