Zoals ik al gesteld heb, berustte zo’n grote macht niet bij een persoon, die naar eigen willekeur alles kon doen wat hij maar wilde. Nee, die macht berustte bij de vergadering van ouderlingen. Die was in de kerk wat in de stad de raad was.

Als Cyprianus vertelt wie in zijn tijd de macht uitoefenden, maakt hij meestal heel de geestelijkheid ondergeschikt aan de bisschop. Maar ergens anders laat hij zien dat de geestelijkheid zelf de leiding had. En dan zo dat het volk erbij betrokken werd. Want hij schrijft: ‘Vanaf het begin van mijn taak als bisschop heb ik besloten niets te doen zonder de raad van geestelijken en de instemming van het volk.’1
Maar dit was de algemeen gebruikelijke handelwijze: de raad van ouderlingen voerde de kerkelijke rechtspraak uit. Er waren twee soorten ouderlingen. Ik heb dat al gezegd. Sommigen waren aangesteld om te onderwijzen en anderen alleen om toezicht te houden op leven en moraal. Stap voor stap ontaardde deze instelling van haar oorsprong. Daardoor namen al in de tijd van Ambrosius alleen de geestelijken nog kennis van kerkelijke vonnissen.
Hijzelf klaagt daarover met deze woorden: ‘In de oude synagoge en daarna in de kerk werd niets gedaan zonder het advies van hun ouderlingen. Ik weet niet dankzij welke nalatigheid dit nu niet meer gebeurt. Misschien komt het door de laksheid of liever de trots van de leraren, doordat zij alleen zelf belangrijk willen lijken.’2 We zien hoe verontwaardigd die heilige man is dat er iets in verval geraakt is vergeleken met de betere toestand, zelfs al was de orde in zijn tijd tenminste nog acceptabel. Dus wat zou hij dan zeggen als hij de misvormde ruïnes van tegenwoordig zag? Je ziet er haast geen spoortje meer in van het oude bouwwerk. Wat zou hij klagen!
Om te beginnen heeft één bisschop, in strijd met recht en billijkheid, wat de kerk gekregen heeft naar zich toegetrokken. Want het is net zoals wanneer een consul de senaat wegstuurt en het gezag alleen voor zichzelf opeist. Maar ook al staat de bisschop qua eer boven de anderen, toch heeft de raad meer gezag dan één man. Het is dus veel te hoog gegrepen dat één man de gezamenlijke macht aan zichzelf geeft en zo de weg baant voor tirannie en willekeur, de kerk berooft van waar zij recht op heeft en de door Christus’ Geest aangestelde kerkenraad onderdrukt en afschaft!
1Cyprianus van Carthago, Epistulae, 16, 17 en 14.
2Ambrosius van Milaan, Epistula ad Timotheum prima, 5.