De andere passage waarin het, zoals ik zei, gaat over de macht om vast te binden en los te maken, is Mattheüs 18. Daar zegt Christus: ‘Als een broeder van de gemeente niet luistert, dan moet hij voor jullie zijn als een heiden of een tollenaar. Echt waar, ik zeg jullie, alles wat jullie op aarde zullen vastbinden, zal ook in de hemel vastgebonden zijn. En alles wat jullie zullen losmaken, zal ook in de hemel losgemaakt zijn.’ Mattheüs 18:17-18 Deze passage is niet volledig gelijk aan de eerste. We moeten deze passage in een iets andere betekenis opvatten. Maar volgens mij zijn ze niet zo verschillend van elkaar dat er geen grote verwantschap tussen hen zou bestaan.

Om te beginnen zijn beide passages gelijk omdat het allebei algemene uitspraken zijn. De macht om vast te binden en los te maken is in beide gevallen hetzelfde: Gods Woord. En ook het gebod en de belofte zijn hetzelfde.
Maar ze verschillen van elkaar omdat het in de eerste passage specifiek gaat over de prediking die de dienaren van het Woord bedienen, terwijl de tweede passage slaat op de tucht van de ban die aan de kerk is toevertrouwd. Als de kerk iemand afsnijdt, bindt ze hem vast. Niet dat ze hem in de eeuwige ondergang en wanhoop gooit. Nee, ze veroordeelt zijn leven en moraal en als hij zich niet bekeert, waarschuwt ze hem er steeds voor dat hij veroordeeld zal worden. Als de kerk iemand aanneemt in haar gemeenschap, maakt ze hem los. Ze laat hem als het ware delen in haar eenheid in Christus Jezus.
Niemand mag het oordeel van de kerk koppig negeren of er weinig waarde aan hechten als hij veroordeeld wordt door de stemmen van de gelovigen. Daarom verklaart de Heer dat zo’n oordeel van de gelovigen niets anders is dan een afkondiging van zijn eigen uitspraak. Wat zij op aarde doen, blijft geldig in de hemel! Want zij hebben Gods Woord – daarmee kunnen ze slechte mensen veroordelen. Zij hebben Gods Woord – daarmee kunnen ze degenen die zich bekeren, weer in genade aannemen. En ze kunnen zich niet vergissen. Hun oordeel kan niet verschillen van Gods oordeel. Want ze oordelen alleen op basis van Gods wet. Dat is geen onzekere of aardse mening, maar Gods heilige wil en een hemelse uitspraak.
Ik heb deze twee passages nu kort, maar volgens mij toch aan elkaar verwant en juist uitgelegd. Maar die waanzinnigen maken geen onderscheid. Op die beide passages proberen ze, afhankelijk van waar hun verwarde hoofd hen heen drijft, het ene moment de biecht, het volgende moment de ban, dan weer de rechtspraak, het recht om wetten te maken of de aflaten te baseren. Bovendien gebruiken ze de eerste passage ook nog om het primaat van de stoel van Rome te bewijzen. Zo laten ze hun sleutels op alle sloten en deuren passen die ze maar willen. Je kunt wel zeggen dat ze hun leven lang het smidsambacht uitoefenen!