Verder, misschien vraagt iemand op welk moment die verzonnen regeermacht voor het eerst opgekomen is. Het is nog geen vijfhonderd jaar geleden dat de pausen nog onderworpen waren aan de vorsten en er geen paus gekozen werd buiten het gezag van de keizer om. Gregorius VII1 kreeg van keizer Hendrik IV2 de gelegenheid om deze orde te veranderen. Deze keizer was een lichtzinnig en roekeloos man, iemand zonder beleid, heel overmoedig en met een losbandig leven. De bisdommen van heel Duitsland stonden ter beschikking aan zijn hof, voor een deel om te kopen en voor een deel om te plunderen. Hildebrand, door hem getergd, greep dit aan als een mooi voorwendsel om zich te wreken. En omdat hij een goede en vrome zaak leek te behartigen, werd hij door velen gesteund. Bovendien hadden de meeste vorsten een hekel aan Hendrik, vanwege zijn arrogante manier van regeren.
Uiteindelijk liet Hildebrand, die zich Gregorius VII noemde, blijken hoe boosaardig zijn hart was. Want hij was een onreine en slechte man. Daardoor lieten velen die aan zijn samenzwering meegedaan hadden, hem in de steek. Toch kreeg hij voor elkaar dat zijn opvolger ongestraft niet alleen zijn juk kon afwerpen, maar zelfs de keizer aan zich kon onderwerpen.
Daar kwam nog bij dat er daarna veel keizers geweest zijn die meer op Hendrik leken dan op Julius Caesar.3 Het was niet moeilijk om hen te onderwerpen. Want ze maakten zich nergens druk om en bleven passief thuis zitten, juist als het het hardst nodig was om de begeerten van de pausen met hun kracht en met legitieme middelen te onderdrukken.
We zien met wat voor fraaie voorwendsels die schenking van Constantijn gekleurd is, waardoor de paus beweert dat het West-Romeinse rijk aan hem gegeven is.
1Paus Gregorius VII († 1085).
2Hendrik IV (1050-1106), keizer van het Heilige Roomse Rijk.
3Gajus Julius Caesar († 44 v. Chr), Romeinse politicus, generaal en auteur.