Er is geen twijfel aan dat de roomsen vanaf een klein begin stap voor stap zover gekomen zijn. Ze konden immers niet meteen met de eerste stap zo hoog opklimmen. Het ene moment verhieven ze zich sluw en met slinkse streken, stiekem, zonder dat iemand zag aankomen dat het zou gebeuren voordat het gebeurd was. Een ander moment persten ze bij een gunstige gelegenheid de vorsten extra macht af door hen schrik aan te jagen en te bedreigen. En nog een ander moment zagen ze dat de vorsten het niet erg vonden om iets weg te geven en maakten ze misbruik van die dwaze en onbezonnen toegeeflijkheid.

Vroeger lieten de vromen de bisschop oordelen als er een meningsverschil was ontstaan. Aan zijn integriteit twijfelden ze niet en zo konden ze voorkomen dat ze moesten gaan procederen. De bisschoppen kregen in het verleden vaak te maken met zulke oordelen, ook al waren ze daar zelf niet blij mee. Augustinus getuigt dat ergens. Maar om te voorkomen dat de partijen een rechtszaak zouden beginnen, namen ze deze last toch met tegenzin op zich. Dit vrijwillig vellen van een oordeel had niets te maken met de juridische processen voor de wereldlijke rechter. Toch hebben de pausgezinden er gewone rechtspraak van gemaakt.
Korte tijd later raakten steden en landen door verschillende problemen in het nauw. Toen stelden zij zich onder de hoede van de bisschoppen, om door hun trouw te worden beschermd. Maar zij hebben zich met een wonderlijke handigheid in plaats van beschermers, meesters gemaakt.
Niemand kan ontkennen dat ze het grootste deel van hun macht gekregen hebben dankzij wilde oproeren. En verschillende motieven hebben de vorsten ertoe aangezet uit eigen beweging de rechtspraak aan de bisschoppen te geven. Hun toegeeflijkheid lijkt misschien wel vroom. Toch was die vrijgevigheid verkeerd en hebben ze daarmee niet goed voor de belangen van de kerk gezorgd. Want op die manier hebben ze de oude en echte tucht bedorven. Sterker nog, om de waarheid te zeggen, ze hebben die volledig vernietigd. En de bisschoppen hebben deze goedheid van de vorsten misbruikt voor hun eigen voordeel. Alleen al door dat ene voorbeeld hebben ze voldoende bewezen dat ze helemaal geen bisschoppen zijn. Want als ze maar een vonkje gehad hadden van de geest van de apostelen, zouden ze ongetwijfeld geantwoord hebben met de woorden van Paulus dat de wapens voor onze strijd niet vleselijk, maar geestelijk zijn. 2 Korinthiërs 10:4 Maar meegesleurd door hun blinde begeerte hebben ze zichzelf, hun opvolgers en de kerk bedorven.