4.10.6 – De roomsen binden het geweten buiten Gods Woord om

0
270

Zulke wetten zijn nu de wetten die tegenwoordig in het pausdom kerkelijke bepalingen genoemd worden. Ze worden opgedrongen als het echte en onmisbare dienen van God. Het zijn er ontelbaar veel en het zijn evenveel boeien om de zielen te vangen en te verstrikken. Bij de uitleg van de wet heb ik dit al even aangestipt. Maar nu is het een geschikter moment om dit te behandelen. Daarom zal ik nu mijn best doen om de kern volledig en zo geordend mogelijk op te sommen. De tirannie die de nepbisschoppen zich aanmatigen, heb ik volgens mij kortgeleden al voldoende besproken. Daarom zal ik dat onderdeel weglaten. Ik ga me alleen bezighouden met uitleggen welke macht zij beweren te hebben om wetten te maken.

Onze nepbischoppen belasten het geweten dus met nieuwe wetten onder dit voorwendsel: de Heer zou hen hebben aangesteld als geestelijke wetgevers, aangezien hun de regering van de kerk is toevertrouwd. Daarom beweren ze dat het voor het christenvolk onontkoombaar is om zich te houden aan alles wat zij bevelen en voorschrijven. En dat je, als je hun geboden overtreedt, schuldig bent aan dubbele ongehoorzaamheid. Want dan verzet je je zowel tegen God als tegen de kerk.

Natuurlijk zou ik hun in dit opzicht enig gezag toekennen als zij echte bisschoppen waren. Niet zoveel gezag als zij claimen, maar zoveel als nodig is om de kerk te kunnen regeren zoals het hoort. Maar zij zijn allesbehalve wat ze genoemd willen worden. Daarom kunnen ze geen enkele macht, hoe weinig ook, voor zichzelf opeisen, of ze gaan te ver.

Maar ook dit heb ik ergens anders al besproken. Dus laten we voor dit moment eens toegeven dat zij recht hebben op alle macht waar echte bisschoppen recht op hebben. Dan ontken ik nog steeds dat ze daarom over de gelovigen zijn aangesteld als wetgevers die op eigen initiatief leefregels zouden kunnen voorschrijven of het volk dat hun is toevertrouwd zouden kunnen dwingen zich aan hun bepalingen te houden.

Als ik dit zeg, bedoel ik dat het hun absoluut niet is toegestaan om wat zij zelf op eigen initiatief, buiten Gods Woord om bedacht hebben, aan de kerk op te leggen als iets waar men zich onontkoombaar aan moet houden. De apostelen kenden dit recht niet en het is de dienaren van de kerk zo vaak door de mond van de Heer afgenomen. Daarom vraag ik mezelf verwonderd af hoe zij het gewaagd hebben zich dat recht aan te matigen en het tegenwoordig durven verdedigen, zonder het voorbeeld van de apostelen en tegen het uitdrukkelijk verbod van God in!

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in