Ik wil niet dat het saai wordt. Daarom zal ik slechts één voorbeeld geven. Als je de roomsen vraagt hoe ze aan hun wijwater komen, dan antwoorden ze meteen: ‘Van de apostelen.’ Alsof de geschiedenisboeken die uitvinding niet toeschrijven aan ik weet niet welke bisschop van Rome. Als hij bij de apostelen te rade was gegaan, had hij de doop vast niet met zo’n vreemd en ongepast symbool besmeurd.
Het lijkt mij trouwens ook niet waarschijnlijk dat de oorsprong van het wijwater zo oud is als dáár beschreven wordt. Want Augustinus zegt dat in zijn tijd sommige kerken een plechtige imitatie van de voetwassing van Christus vermeden. Ze wilden niet de indruk wekken dat dat ritueel te maken zou hebben met de doop.1 Hij wijst er dus op dat er geen enkel soort wassing was die ook maar een beetje leek op de doop.
Hoe dan ook, ik zal nooit toegeven dat de doop op een bepaalde manier herhaald wordt als je die elke dag door een symbool in herinnering brengt. En het kan mij ook niet schelen dat dezelfde Augustinus ergens anders ook andere dingen aan de apostelen toeschrijft. Want hij heeft niets meer dan vermoedens. Dus op basis daarvan kunnen we in zo’n belangrijke kwestie niet oordelen. Ten slotte, stel dat ik zou toegeven dat de dingen die hij noemt afkomstig zouden zijn uit de tijd van de apostelen. Dan maakt het toch nog een groot verschil of je een training in vroomheid instelt, waar de gelovigen met een vrij geweten gebruik van kunnen maken en waar ze zich van kunnen onthouden als het voor hen geen zin heeft om er gebruik van te maken, of dat je een wet maakt die het geweten verstrikt in slavernij. Maar van welke bedenker ze ook afkomstig zijn, we zien tot welk misbruik deze rituelen vervallen zijn. Daarom beledigen we de bedenker niet als we ze afschaffen. Want ze zijn nooit zo sterk aanbevolen dat ze voor altijd onaangetast moeten blijven.
1Augustinus, Epistulae, 55,18.