In de tweede plaats komt daar nog het allerergste bij: als je eenmaal begonnen bent de godsdienst te plaatsen in zulke loze verzinsels, komt daarna meteen een andere afschuwelijke slechtheid. Christus verweet de farizeeën dat: vanwege menselijke bepalingen worden Gods geboden waardeloos. Mattheüs 15:3
Ik wil onze tegenwoordige wetgevers niet met mijn eigen woorden bestrijden. Ze mogen winnen, als ze zich op een of andere manier kunnen zuiveren van deze beschuldiging van Christus. Maar hoe zouden ze zich kunnen verontschuldigen? Zij vinden het immers een veel grotere zonde als je aan het eind van het jaar verzuimt om te biechten dan wanneer je het hele jaar door heel slecht leeft! Als je op vrijdag je tong besmet door een heel klein stukje vlees te proeven, vinden zij dat erger dan wanneer je elke dag heel je lichaam besmeurt met overspel! Als je met je hand eerlijk werk doet op een dag die aan ik weet niet wat voor heiligjes gewijd is, vinden zij dat erger dan dat je continu al je ledematen bezighoudt met heel slechte misdaden! Als een priester gebonden wordt door één wettig huwelijk, vinden zij dat erger dan wanneer hij verstrikt raakt in duizend vormen van overspel! Als je een beloofde pelgrimstocht niet volbrengt, vinden zij dat erger dan wanneer je geen enkele belofte houdt! Als je niets verkwist hebt voor de overdadige en bovendien overbodige en nutteloze pracht en praal van de kerkgebouwen, vinden zij dat erger dan wanneer je de armen in hun diepste nood in de steek laat! Als je een afgodsbeeld passeert zonder het eer te bewijzen, vinden zij dat erger dan wanneer je mensen van allerlei slag beledigt! Als je niet op bepaalde tijden lange rijen woorden zonder betekenis mompelt, vinden zij dat erger dan wanneer je nog nooit een oprecht gebed bedacht hebt.
Als dit niet het waardeloos maken is van Gods geboden vanwege eigen bepalingen, wat is het dan? Dat je je aan Gods geboden moet houden, dat prijzen ze immers maar koel aan, alsof ze zich er snel vanaf willen maken. Terwijl ze op zorgvuldige gehoorzaamheid aan hun eigen geboden zo ijverig en angstvallig aandringen, alsof die alle waarde van vroomheid bevatten. Het overtreden van Gods wet wreken ze met lichte straffen en genoegdoeningen, maar zelfs de kleinste overtreding van een van hun decreten straffen ze maar liefst met gevangenschap, ballingschap, vuur of zwaard. Tegen wie God verachten, zijn ze niet zo streng en onvermurwbaar, maar wie hen verachten, achtervolgen ze tot het uiterste met een onverzoenlijke haat. En alle eenvoudige mensen die ze gevangen houden, onderwijzen ze zo dat zij zich minder zorgen maken als ze heel Gods wet onderuit zien gaan, dan als er een punt of komma geschonden wordt van de wet van hun zogenaamde kerk.
Om te beginnen zondig je zwaar als je elkaar minacht, veroordeelt of afwijst omwille van dingen die er niet toe doen en die vrij zijn als je je tevreden stelt met Gods oordeel. Maar alsof dat maar een onbeduidend kwaad is, hecht men nu meer waarde aan die waardeloze principes van deze wereld, zoals Paulus ze noemt in zijn brief aan de Galaten, Galaten 4:9 dan aan de hemelse woorden van God. En wie bij overspel haast wordt vrijgesproken, wordt veroordeeld om wat hij eet. Wie een hoer wordt toegestaan, wordt een echtgenote ontzegd. Dat is dan de vooruitgang die je boekt door die nepgehoorzaamheid, die even ver van God afwijkt als zich naar mensen toebuigt.