Verder is er in deze tijd veel discussie over de effectiviteit van de bediening. Sommigen maken de waardigheid daarvan veel te groot. Anderen beweren dat onterecht op een sterfelijk mens wordt overgedragen wat bij de Heilige Geest hoort, als we vinden dat dienaren en leraren doordringen tot het verstand en het hart, om zowel de blindheid van het verstand als de hardheid van het hart te corrigeren. Daarom moet ik een juiste beschrijving geven van dit meningsverschil.
De dingen die van beide kanten worden aangevoerd, kan ik zonder inspanning gemakkelijk weerleggen. Als we maar goed letten op de Schriftpassages waar God, de auteur van de prediking, daar zijn Geest aan verbindt en belooft dat die vrucht zal opleveren. Of aan de andere kant, op de Schriftpassages waar Hij zich losmaakt van de uiterlijke hulpmiddelen en zowel het begin van geloof als heel het verdere verloop aan zichzelf toekent.
Maleachi verklaart dat het de taak van de tweede Elia was om het verstand te verlichten, het hart van de vaders weer te richten op de kinderen en de ongelovigen terug te brengen tot de wijsheid van de rechtvaardigen. Maleachi 4:5-6 (3:23-24); Lucas 1:17 Christus kondigt aan dat Hij zijn apostelen uitzendt zodat hun werk vrucht oplevert. Johannes 15:16 En welke vrucht dat is, beschrijft Petrus in het kort als hij zegt dat wij opnieuw geboren worden uit onvergankelijk zaad. 1 Petrus 1:23 Daarom beroemt Paulus zich erop dat hij de Korinthiërs verwekt heeft door het evangelie 1 Korinthiërs 4:15 en dat zij het zegel of waarmerk zijn van zijn apostelschap. 1 Korinthiërs 9:2 En dat hij geen dienaar is van de letter, die alleen oren treft met zijn stemgeluid, maar dat Hij de krachtige werking van de Geest gekregen heeft, zodat zijn onderwijs niet nutteloos is. 2 Korinthiërs 3:6 Hetzelfde bedoelt hij ergens anders, als hij zegt dat zijn evangelie niet alleen uit woorden bestond, maar ook uit kracht. 1 Korinthiërs 2:4 Bovendien verzekert hij dat de Galaten de Geest gekregen hebben omdat ze geluisterd hebben naar de prediking van het geloof. Galaten 3:2 Kortom, in meerdere Schriftpassages maakt hij zichzelf niet alleen een medewerker van God, maar kent hij zichzelf ook toe dat hij de redding meebrengt. 1 Korinthiërs 3:9
Natuurlijk heeft hij dit allemaal nooit gezegd met de bedoeling zichzelf iets toe te schrijven, hoe weinig ook, zonder God. Dat legt hij ergens anders ook kort uit: ‘Ons werk is niet tevergeefs geweest in de Heer, in overeenstemming met zijn macht die krachtig in mij werkt.’ 1 Thessalonicenzen 3:5 En ergens anders: ‘Hij die Petrus kracht gaf om apostel te zijn voor de besnedenen, gaf die kracht ook aan mij voor de heidenen.’ Galaten 2:8 Verder blijkt uit andere passages dat hij echt helemaal niets overlaat voor de dienaren zelf: ‘Wie plant, is niets en wie besproeit, is niets, maar God die de groei geeft.’ 1 Korinthiërs 3:7 En: ‘Ik heb harder gezwoegd dan zij allemaal, maar niet ik, maar Gods genade die met mij was.’ 1 Korinthiërs 15:10
En natuurlijk moeten we vasthouden aan de uitspraken waarin God zichzelf toeschrijft dat Hij het verstand verlicht en het hart vernieuwt. Met zulke uitspraken waarschuwt Hij ons dat het heiligschennis is als de mens zichzelf ook maar een stukje van die twee dingen aanmatigt.
Ondertussen zal ieder die zich ontvankelijk toont voor de dienaren die God over hem aanstelt, uit het resultaat leren dat deze manier van onderwijs niet voor niets God behaagd heeft. En ook dat de gelovigen niet voor niets het juk van bescheidenheid is opgelegd.