4.1.5 – God gebruikt mensen om ons te onderwijzen

0
386

Maar laten we verder gaan met bespreken wat bij dit onderwerp hoort.

Paulus schrijft dat Christus, om alles te vervullen, sommigen heeft gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als evangelisten en sommigen als herders en leraren, om de heiligen klaar te maken voor het werk van de bediening, om het lichaam van Christus op te bouwen, totdat we allemaal de eenheid bereikt hebben van het geloof en het kennen van Gods Zoon, als volmaakte mensen, net zo volwassen als Christus. Efeziërs 4:10-13 God zou de zijnen in een ogenblik volmaakt kunnen maken. Maar we zien dat Hij hen alleen wil laten opgroeien tot volwassenheid door de opvoeding van de kerk. We zien op welke manier dat moet: de herders hebben immers de taak gekregen om de hemelse leer te prediken. We zien dat ze allemaal, tot de laatste toe, bijeengedreven worden onder dezelfde orde: ze moeten zich met een zachtmoedige en ontvankelijke geest toevertrouwen aan de leraren die daarvoor zijn aangesteld, om zich door hen te laten regeren.

In het verleden had Jesaja Christus’ koninkrijk al met dit kenmerk getekend: ‘Mijn Geest die op jou is en de woorden die ik jou in de mond gelegd heb, zullen nooit uit jouw mond wijken en ook niet uit de mond van jouw kinderen of uit de mond van jouw kleinkinderen.’ Jesaja 59:21 Dat betekent dus dat ieder die het geestelijke voedsel voor de ziel afwijst, dat hem namens God via de handen van de kerk wordt aangereikt, het verdient om van honger en gebrek om te komen. God geeft ons geloof in ons hart, maar door middel van het instrument van het evangelie. Daarom leert Paulus dat geloof voortkomt uit luisteren. Romeinen 10:17 Bij God ligt de macht om te redden. Romeinen 1:16 Maar Hij openbaart die en legt die uit in de prediking van het evangelie, zo getuigt dezelfde Paulus.

Vanwege dit plan wilde God vroeger dat er heilige bijeenkomsten gehouden werden bij het heiligdom. Dan moesten de priesters de leer voordragen om de eenstemmigheid van het geloof te voeden. En de tempel wordt Gods rustplaats genoemd, Psalm 132:14 zijn heilige woning. Jesaja 57:15 Er wordt gezegd dat Hij tussen de cherubs zit. Psalm 80:2 Die geweldige benamingen zijn alleen maar bedoeld om die bediening van de hemelse leer waardering, liefde, eerbied en waardigheid te verlenen. Want anders zouden we alleen een sterfelijk en veracht mens zien en dan zou aan die bediening ernstig tekortgedaan worden. We moeten weten dat ons uit een aarden vat een schat van onschatbare waarde gegeven wordt. 2 Korinthiërs 4:7 Daarom komt God dus zelf tevoorschijn. Voor zover Hij zelf de auteur van deze orde is, wil Hij dat erkend wordt dat Hij zelf aanwezig is in zijn instelling.

Daarom, als God de zijnen verbiedt om zich bezig te houden met waarzeggerij, de toekomst voorspellen, tovenarij, vragen stellen aan doden en andere vormen van bijgeloof, dan voegt Hij eraan toe dat ze nooit zonder profeten zullen zitten. Deuteronomium 18:10-15; Leviticus 19:31 En Hij heeft het oude volk nooit verwezen naar de engelen. Nee, Hij heeft leraren op aarde laten opstaan om werkelijk een engelentaak uit te voeren. En zo wil Hij ons ook nu nog via mensen onderwijzen. Hij was vroeger niet tevreden met de wet, maar voegde daar als uitleggers priesters aan toe, zodat het volk uit hun mond kon leren begrijpen wat de wet nu echt betekende. Maleachi 2:7 En zo wil Hij tegenwoordig ook dat we niet alleen aandachtig lezen. Nee, Hij stelt ook leermeesters over ons aan die ons kunnen helpen.

Dat is op twee manieren goed voor ons. Want aan de ene kant kan Hij zo heel goed onze gehoorzaamheid testen, als we naar zijn dienaren luisteren alsof we naar Hem zelf luisteren. En aan de andere kant komt Hij ons ook te hulp in onze zwakheid. Hij spreekt liever op menselijke wijze tegen ons via uitleggers, om ons bij zich te lokken, dan dat Hij ons bij zich vandaan jaagt met zijn gedonder. En natuurlijk voelen alle vromen hoe goed deze vertrouwelijke manier van onderwijzen voor ons is. Want ze kennen allemaal de vrees die hen terecht neerwerpt voor Gods majesteit.

Er zijn mensen die denken dat het gezag van de leer tenietgedaan wordt als kleine mensen geroepen worden om die leer te onderwijzen. Echter, zij verraden daarmee hun ondankbaarheid. Want God heeft het menselijk geslacht getooid met zoveel geweldige gaven. Tussen al die gaven is het een bijzonder voorrecht dat Hij monden en tongen van mensen voor zich wil heiligen, om zijn stem daarin te laten klinken. Daarom moeten wij het van onze kant niet erg vinden om de leer van het behoud gehoorzaam te omhelzen. Die leer wordt aan ons gepresenteerd op zijn bevel en uit zijn mond. Gods kracht is niet gebonden aan uiterlijke middelen. Toch heeft Hij ons gebonden aan die gewone manier van onderwijs. En als sommige fanatici weigeren om zich daaraan te houden, dan raken ze in veel dodelijke strikken verward.

Trots, weerzin of jaloezie drijft velen ertoe zichzelf wijs te maken dat ze wel voldoende vooruit kunnen komen door voor zichzelf te lezen en na te denken. Dat brengt hen ertoe de openbare bijeenkomsten te verwaarlozen en de prediking overbodig te vinden. Maar dan maken ze, voor zover zij dat kunnen, de heilige band van de eenheid los of ze breken die. Daarom ontkomt niemand aan de straf voor deze goddeloze afscheiding. Nee, ze betoveren zichzelf met levensgevaarlijke dwalingen en heel afschuwelijke dwaasheden.

De zuivere eenvoud van het geloof moet bij ons floreren. Daarom moeten we er geen bezwaar tegen hebben om deze training van de vroomheid te gebruiken. Door die in te stellen heeft God laten zien dat die nodig is en Hij beveelt die heel sterk aan. Er is nog nooit iemand gevonden, zelfs niet onder de meest brutale honden, die zei dat je voor God je oren maar moet sluiten. Maar in alle tijden hebben profeten en vrome leraren zwaar te kampen gehad met goddelozen die zich in hun koppigheid nooit kunnen buigen onder dit juk: dat ze onderwezen worden door de mond en de dienst van mensen. Maar dat is hetzelfde als Gods gelaat uitwissen. Want dat straalt ons in dat onderwijs tegemoet!

De gelovigen kregen vroeger het bevel om Gods gelaat te zoeken in het heiligdom. En dat wordt heel vaak in de wet herhaald. Waarom? Alleen omdat de leer van de wet en vermaningen van de profeten voor hun net een levend beeld waren van God. Daarom zegt Paulus dat in zijn prediking Gods glorie schijnt in het gelaat van Christus. 2 Korinthiërs 4:6

Nóg weerzinwekkender zijn de afvalligen die erop uit zijn om de kerken te scheuren. Het is net alsof ze de schapen uit de stallen in de muil van wolven jagen. Maar wij moeten vasthouden aan wat ik uit Paulus heb aangehaald: de kerk wordt alleen gebouwd door uiterlijke prediking. En de heiligen worden maar door één band onderling verbonden: als ze eensgezind leren en vooruitkomen en zo in de kerk de orde in stand houden die God heeft voorgeschreven.

Vooral met dat doel kregen de gelovigen vroeger onder de wet het bevel om samen te komen bij het heiligdom. Ik heb dat al gezegd. Want als Mozes het heeft over Gods woonplaats, dan noemt hij die plaats tegelijk ook de plaats van Gods naam. Daar heeft God de herinnering geplaatst aan zijn naam. Exodus 20:24 Daarmee leert hij duidelijk dat die plaats geen enkel nut heeft zonder de leer van de vroomheid.

En ongetwijfeld klaagt David ook om dezelfde reden verbitterd dat de wrede tirannie van zijn vijanden hem verhindert om de tabernakel binnen te gaan. Psalm 84 Velen vinden dat een haast kinderlijke klacht. Het missen van de voorhof van de tempel zou maar een gering verlies zijn. Het zou je niet veel genot kosten, als er maar ander genot tegenover staat. Toch klaagt David dat deze ene moeite hem kwelt en martelt met benauwdheid en verdriet. Sterker nog, hij wordt erdoor verteerd. Want voor de gelovigen is er geen waardevoller hulpmiddel dan dit. Hierdoor leidt God de zijnen stap voor stap omhoog.

We moeten erop letten dat God zich aan de heilige aartsvaders altijd liet zien in de spiegel van zijn leer. Zo leerden ze Hem geestelijk kennen. Daarom wordt de tempel niet alleen zijn gelaat genoemd, Psalm 42:3 maar ook de voetbank voor zijn voeten, Psalm 132:7; 99:5; 1 Kronieken 28:1 om elk bijgeloof weg te nemen. En dit is inderdaad een gelukkige ontmoeting die eenheid van geloof brengt, als iedereen van hoog tot laag gericht is op het hoofd. Alle tempels die de heidenen met andere bedoelingen voor God gebouwd hebben, hebben zijn dienst alleen maar ontheiligd. Ook de Joden zijn – al was het minder erg – daartoe vervallen. Stefanus verwijt hun dat met de woorden van Jesaja, dat God niet woont in tempels die met handen gemaakt zijn, enzovoort. Handelingen 7:48; Jesaja 66:1-2 Want door zijn Woord heiligt alleen God zelf tempels voor zichzelf voor legitiem gebruik. En als wij overmoedig iets proberen zonder zijn bevel, dan hechten zich aan dat verkeerde begin meteen weer nieuwe verzinsels. Zo woekert het kwaad eindeloos voort.

Toch was het onbezonnen van Xerxes1 om op raad van de magiërs alle tempels van Griekenland te verbranden of te verwoesten. Hij vond het absurd dat de goden werden opgesloten tussen muren en daken. Hij vond dat zij overal vrije toegang moesten hebben. Alsof het niet in Gods macht lag om in zekere zin naar ons af te dalen, om dicht bij ons te zijn, en toch niet van plaats te veranderen of zich aan aardse middelen te binden. Dat zijn juist net wagens waarmee Hij ons omhoog voert naar zijn hemelse glorie, die in haar onmetelijkheid alles volledig vult en in hoogte zelfs de hemel te boven gaat!

1Xerxes I († 465 v. Chr.), koning van Perzië.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in