4.1.3 – De gemeenschap van de heiligen

0
424

Echter, het artikel uit de geloofsbelijdenis slaat in een bepaald opzicht ook op de uiterlijke kerk. Ieder van ons moet in broederlijke eensgezindheid blijven met al Gods kinderen. Hij moet aan de kerk het gezag toekennen dat haar toekomt. Kortom, hij moet zich gedragen zoals een schaap uit de kudde past. En daarom wordt eraan toegevoegd: ‘De gemeenschap van de heiligen.’ Weliswaar laten de oude schrijvers dit zinsdeel meestal weg. Maar toch mag je het niet negeren. Want het maakt heel goed duidelijk wat de kerk eigenlijk is. Want het is net alsof er gezegd wordt dat de heiligen verzameld worden in de gemeenschap met Christus onder deze voorwaarde: ze moeten alle geschenken die ze van God krijgen onderling met elkaar delen.

Maar dat neemt niet weg dat er variatie is in genadegaven. Want we weten dat de gaven van de Geest op verschillende manieren worden uitgedeeld. En het verstoort ook de burgerlijke orde niet. Ieder mag zijn eigen persoonlijke bezittingen hebben, want om de vrede te bewaren tussen mensen, is het nodig dat ieder voor zich zelf mag beschikken over zijn eigendommen. Nee, het gaat over een gemeenschap zoals Lucas die beschrijft: de gemeente van gelovigen is één van hart en één van ziel. Handelingen 4:32 En zoals Paulus de Efeziërs oproept: ze moeten één lichaam vormen en één geest, omdat ze geroepen zijn tot één hoop. Efeziërs 4:4 Immers, als ze er echt van overtuigd zijn dat ze samen God als Vader en Christus als hoofd hebben, dan kan het niet anders of verenigd door broederlijke liefde, laten ze onderling elkaar delen in wat ze hebben.

Verder is het voor ons heel belangrijk dat we weten wat we hieraan hebben. Want we geloven een kerk onder deze voorwaarde: we moeten er vast van overtuigd zijn dat wij lid zijn van die kerk. Want op die manier is ons behoud gebaseerd op vaste en stevige fundamenten. Ook al zou heel het bouwwerk van de wereld wankelen, dan kan toch ons behoud niet ineenstorten en omvallen.

In de eerste plaats staat ons behoud vast dankzij Gods uitverkiezing. Ons behoud kan alleen veranderen of bezwijken als Gods eeuwige voorzienigheid verandert of bezwijkt.

In de tweede plaats is ons behoud tot op zekere hoogte verbonden met de standvastigheid van Christus. En Hij zal niet toelaten dat zijn gelovigen van Hem worden losgerukt. Evenmin als Hij zou toelaten dat zijn ledematen zouden worden verscheurd en uiteengerukt.

In de derde plaats zijn wij er zeker van dat de waarheid voor ons overeind zal blijven zolang wij in de schoot van de kerk blijven.

Ten slotte voelen we dat deze beloften op ons slaan: ‘Er zal redding zijn in Sion.’ Joël 2:32 (3:5); Obadja 1:17 En: ‘God zal in het midden van Jeruzalem wonen, zodat het nooit zal wankelen.’ Psalm 46:6 Zo krachtig is het deelhebben aan de kerk, dat het ervoor zorgt dat we in Gods gemeenschap blijven.

Ook in het woord ‘gemeenschap’ zelf ligt een rijke troost. Want het staat vast dat alles wat de Heer aan zijn en onze ledematen geeft, ons eigendom is. En dus wordt onze hoop bevestigd door alles wat zij krijgen.

Verder is het helemaal niet nodig dat we de kerk met onze ogen kunnen zien of met onze handen kunnen aanraken. Ik heb dat al gezegd. Ook zonder dat kunnen we de eenheid van de kerk omhelzen. Want het gaat om geloof. Dat herinnert ons er juist aan dat we niet minder aan de kerk moeten denken als ze ons begrip te boven gaat, dan wanneer ze duidelijk zichtbaar is. En ons geloof is niet minder goed omdat het een kerk aanneemt die we niet kennen. Want wij krijgen geen bevel om de verworpenen te onderscheiden van de uitverkorenen. Dat is alleen aan God en niet aan ons. Nee, wij moeten in ons hart voor zeker aannemen dat ieder die door de welwillendheid van God de Vader en door de krachtige werking van de Heilige Geest is gaan delen in Christus, apart gezet is als Gods eigendom, als zijn persoonlijk bezit. En dat wij daarbij horen en dus mogen delen in zo’n grote genade.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in