En om haast bij de eerste kinderjaren van de kerk te beginnen: de aartsvaders waren besneden en tot de gemeenschap van het verbond gelokt. En zonder twijfel had de ijver van hun vader hun rechtvaardigheid en zuiverheid geleerd. Toch spanden ze samen om hun broer te vermoorden. Dat was een misdaad die zelfs te erg was voor de meest verdorven struikrovers. Uiteindelijk hebben ze hem, zachter gestemd door het advies van Juda, verkocht. Genesis 37:18-28 Ook dat was onverdraaglijk onmenselijk. Simeon en Levi namen op een afschuwelijke manier wraak op de inwoners van Sichem. Zelfs hun vader veroordeelde dat. Genesis 34:25 Ruben bezoedelde met zijn smerige onkuisheid het bed van zijn vader. Genesis 35:22 Juda gaf toe aan overspel en had bovendien in strijd met de natuurwetten gemeenschap met zijn schoondochter. Genesis 38:16 En toch is er geen sprake van dat worden geschrapt uit het uitverkoren volk. Ze worden juist verheven tot hoofden van dat volk!
En wat deed David? Hij stond aan het hoofd van de rechtspraak. Maar met wat voor schanddaad baande hij de weg voor zijn blinde wellust? Hij vergoot onschuldig bloed! Hij was al opnieuw geboren en tussen de opnieuw geborenen getooid met bijzondere, lovende uitspraken van de Heer. En toch beging hij een schanddaad die zelfs voor de heidenen weerzinwekkend was. En toch kreeg hij vergeving. 2 Samuël 11:1-12:14
En om niet langer bij specifieke voorbeelden stil te staan: zo veel beloften van Gods barmhartigheid van de Israëlieten als er in de wet en de profeten staan, zo vaak bewijst de Heer dat Hij vergevingsgezind is tegenover de misdaden van zijn volk. Want wat belooft Mozes dat er zal gebeuren als het volk tot afval is gekomen, maar daarna tot de Heer terugkeert? ‘God zal jou terugbrengen uit gevangenschap en zich over jou ontfermen. Hij zal jou bijeenbrengen uit de volken waarheen je verstrooid bent. Al was je tot het einde van de hemel verstrooid, Ik zal je daarvandaan weer verzamelen.’ Deuteronomium 30:3-4