Elke zondag worden in de kerk de Tien Geboden voorgelezen. Tenminste, dat hoort eigenlijk zo volgens de afspraken die we als gereformeerde kerken samen gemaakt hebben. Maar er zijn steeds meer kerken waar het niet meer consequent elke zondag gebeurt. En als het nog wel gedaan wordt, gebeurt vaak op een vrije manier. Soms wordt er een gedeelte uit het Nieuwe Testament gelezen, waarin aan de Tien Geboden gerefereerd wordt. Of er wordt een vrije parafrase van de Tien Geboden voorgelezen.
Een ander verschil zit in het moment waarop de Tien Geboden worden voorgelezen. Vroeger was het altijd aan het begin van dienst, vóór de Schriftlezing en vóór de preek. Tegenwoordig gebeurt het ook vaak na de preek.
Al deze verschillen hebben te maken met hoe je tegen de wet aankijkt.
Welke functie heeft de wet voor kerkmensen? Voor opnieuw geboren gelovigen?
Ik heb al eens eerder geschreven over de wet. Als het om de wet gaat, moet je onderscheid maken tussen de rituele wet en de morele wet. Aan de geboden van de rituele wet hoeft niemand zich meer te houden, omdat de dingen waar die rituelen naar verwezen, door Christus’ komst werkelijkheid geworden zijn. Gelovigen zijn bovendien bevrijd van de vloek van de wet. Zij hoeven zich niet meer aan de morele wet te houden om gered te worden. Ze hoeven niet bang te zijn dat ze gestraft worden voor een overtreding van die wet. Toch gelden de geboden van de morele wet nog steeds. Wie opnieuw geboren is, wil zich graag aan die geboden houden. Want wie opnieuw geboren is, heeft een nieuw hart gekregen. Een hart dat liefheeft wat goed en rechtvaardig is. En wat goed en rechtvaardig is, vind je in de morele wet.
De morele wet heeft daarom voor gelovigen een andere functie gekregen dan voor ongelovigen.
In de gereformeerde theologie is altijd onderscheid gemaakt tussen drie functies van Gods wet. En ik denk dat het belangrijk is om ook dit onderscheid goed te kennen. Dat kan veel verwarring over de rol van de wet in het leven van gelovigen voorkomen.
1. Een teugel
In de eerste plaats biedt de wet gewoon heel praktische handvatten voor hoe je als mensen in de maatschappij met elkaar omgaat. Een maatschappij waar het ordelijk toegaat, waar het veilig is en waar je vrij bent om het goede te doen, dat is een maatschappij waar de wetten zijn gebaseerd op Gods wet. Politici doen er daarom goed aan om in de wetten van het land die dingen te verbieden die God ook verbiedt. En dingen die God juist gebiedt, mogen in nationale wetgeving in elk geval niet verboden worden. Ze moeten juist worden bevorderd.
Dit werkt natuurlijk alleen in een land dat een christelijke overheid kent. In de democratie betekent dat dus dat de meerderheid van de bevolking christelijk moet zijn. Helaas is dat in ons land allang niet meer het geval. En we zien de gevolgen. De wetten van ons land komen hoe langer hoe meer op gespannen voet te staan met Gods wet. Vormen van moord en overspel zijn gelegaliseerd en worden zelfs gefaciliteerd. De rust die nodig is voor zondagse erediensten wordt steeds minder beschermd. En dat zijn dan slechts enkele voorbeelden.
Toch werkt ook nu Gods wet nog steeds door. Mensen kennen de Tien Geboden nog. En die hebben nog steeds invloed op de gewetens. Mensen laten zich nog steeds in meerdere of mindere mate in toom houden door het besef dat bepaalde dingen echt niet kunnen. En dat effect zou zelfs nog steeds merkbaar zijn, als het de kennis van Gods wet volledig is weggesleten.
Gods wet is een teugel die de ongelovigen in toom en de wereld leefbaar houdt.
Paulus zegt in Romeinen 2:15 dat heidenen die God en zijn wet niet kennen, toch de wet in hun hart dragen. Hoe graag ze ook hun eigen wil doen, ze hebben enig besef van goed en kwaad. Hoe heftig ze het ook ontkennen, ze weten dat God bestaat. Hoe hard ze er ook voor weglopen, ze weten dat ze ooit verantwoording moeten afleggen. Gelukkig maar! Want als alle mensen zich volledig zouden laten gaan en al hun zondige verlangens zouden botvieren, zou deze wereld totaal onleefbaar worden…
In eerste functie van de wet is de wet dus een soort teugel die de ongelovigen in toom houdt.
2. Een spiegel
In de tweede plaats vormt de wet een spiegel waarin mensen kunnen zien hoe ver ze verwijderd blijven van Gods normen. De wet houdt ons voor wat volmaakt goed en rechtvaardig is. Maar wij zijn onvolmaakt. Zelfs al zou je je uiterste best doen om je consequent aan al Gods geboden te houden, het lukt je niet. Het is niet genoeg om niet te stelen. Zelfs hebzucht is al verkeerd. Het is niet genoeg om geen overspel te plegen. Zelfs een begerige blik op een vrouw of man die niet van jou is, is al verkeerd. Het is niet genoeg als je nooit een ander van het leven berooft. Zelfs een liefdeloze gedachte over een ander is al verkeerd.
Want het gaat helemaal niet om uiterlijk gedrag, zo van: dit mag wel en dat mag niet. Het gaat om je hart. Je moet God en je naaste liefhebben. Je naaste als jezelf. En dat staat gelijk aan God liefhebben met heel je hart, heel je verstand en al je krachten. Maar dat kan geen mens. Want in wiens hart komt nooit een verkeerd verlangen op? Wie heeft nooit een foute gedachte? Maar dan heb je God dus niet lief met ál je krachten!
Als je oprecht in de spiegel van de wet kijkt, ontdek je dus onvermijdelijk dat je het niet redt. Je blijft altijd ver verwijderd van de norm. Hoe meer je je inspant hoe meer je ontdekt wat er allemaal mis is met je. Je leert je ellende kennen, zegt de Heidelbergse Catechismus in zondag 2.
Gods wet is een spiegel die ons uit ellende naar Christus drijft.
Ongelovige mensen kunnen daar wanhopig van worden. Maar dat is niet de bedoeling van deze tweede functie van de wet. Als het goed is drijft de wet je naar Christus. Je leert dat je zijn genade nodig hebt. Dat kan voor het eerst zijn, als je daadwerkelijk tot geloof komt en je vertrouwen op Christus gaat stellen. Maar dat blijft ook daarna zo. Want ook als je opnieuw geboren bent, is er nog wel die oude mens, die je steeds weer bij Christus vandaan trekt en je gedachten en verlangens op de verkeerde dingen richt. De spiegel van de wet helpt daarom om het steeds weer alleen van Gods genade te verwachten en je oude mens steeds meer te laten afsterven.
3. Een richtdoel
De derde functie van de wet is alleen voor gelovigen. En voor hen is deze functie zelfs de belangrijkste, zegt Calvijn. En vandaar dat de Heidelbergse Catechismus de wet behandelt in het derde deel, over de dankbaarheid. Wie opnieuw geboren is, wil niets liever dan inderdaad God liefhebben met heel zijn hart, heel zijn verstand en al zijn krachten. Maar hoe doe je dat? Dat leer je uit Gods wet.
Als je iemand liefhebt, wil je voor hem of haar doen wat hij of zij graag wil. Of wat voor hem of haar het beste is. Bij mensen kan daar verschil tussen zitten. Mensen willen niet altijd wat goed voor hen is. Maar bij God is dat verschil er niet. Wat God wil, is wat goed is voor Hem en ons: rechtvaardigheid. Wat God wil, is dat wij zo goed en rechtvaardig leven als Christus ons heeft voorgedaan. Christus hield zich volmaakt aan de wet. Wij kunnen dat niet. Nóg niet! Maar wij zijn al wel levend gemaakt en zitten nu in een groeiproces waarin wij steeds meer op Christus gaan lijken.
De Geest zorgt daarvoor. We moeten zijn leiding volgen. Maar daarbij gebruikt Hij de wet. De leiding die de Geest ons geeft, is dezelfde leiding die de normen van Gods wet ons bieden. Daar zit geen verschil tussen. Dat kan ook helemaal niet. Gods Woord en Gods wet zijn immers door diezelfde Geest geopenbaard. En Hij spreekt zichzelf nooit tegen.
Gods wet is een hoopgevend richtdoel waarnaar wij op weg zijn.
Bij de deze derde functie is de wet dus geen deprimerende spiegel waarin wij onze tekortkomingen zien. De wet is een hoopgevend richtdoel waarnaar wij op weg zijn. We doen ons uiterste best om er te komen. En ooit zullen we er ook inderdaad komen. Het begin van vernieuwing is er nu al. En ooit komt het moment dat die vernieuwing compleet is. Dan bereiken wij de volmaaktheid, zegt de Catechismus in zondag 44. Onderweg daarnaar toe bemoedigt de wet ons en spoort ons aan.
Omdat voor christenen deze derde functie van de wet de belangrijkste is, is er dus veel voor te zeggen om zondags de wet na de preek te lezen. Maar laat de wet dan ook gewoon Gods eeuwige, onveranderlijke wet zijn. Lees gewoon de Tien Geboden zoals ze in het Oude Testament staan. En blijf ze ook regelmatig aan het begin van de dienst lezen.
Want ik denk dat we twee dingen goed moeten blijven beseffen:
- Ook als christenen hebben we de wet nog steeds nodig als spiegel waarin we onze zondige aard steeds beter leren kennen. En juist dan zullen we ook extra dankbaar zijn om onze verlossing en meer gemotiveerd om voortaan uit liefde voor God te leven.
- De volmaaktheid waar wij naar op weg zijn is geen andere volmaaktheid dan de volmaakte rechtvaardigheid zoals God die in de Tien Geboden heeft samengevat. Daar is geen punt of komma aan veranderd. Er is dus geen reden om de Tien Geboden af te zwakken of minder streng te laten klinken. Integendeel. Als we de scherpte van de Tien Geboden afhalen, doen we daarmee ook af aan de volmaaktheid waar we naar op weg zijn. Dan verliest de wet zijn waarde als hoopgevend richtdoel. En dan doen we niet alleen God, maar ook onszelf tekort.
Beste Gerrit,
Een uitstekend artikel waar ik (bijna) helemaal achter sta. Want als een wedergeboren christen, die niet anders willen dan YHWH eren, gehoorzamen en Zijn geboden bewaren. Het Vierde gebod hoort ook tot de morele wetten, die niet door Mozes, maar al in Genesis 2: 2 door YHWH is ingesteld. waarom houden de protestante kerken toch vast aan de heidense ZONdag?
Shalom en Zijn zegen toegewenst, Fred