Verder, wat van de verkeerde liefde voor dit leven wordt afgetrokken, moet opgeteld worden bij het verlangen naar een beter leven.

Ik erken echt wel dat degenen die vonden dat je maar het beste niet geboren kon worden en anders maar beter zo snel mogelijk kon sterven, een heel juist inzicht hadden. Immers, zij misten Gods licht en de ware godsdienst. Dus hoe konden zij het leven anders zien dan ongelukkig en weerzinwekkend? En de Scythen, die bij de geboorte van hun verwanten treurden, maar bij hun dood openlijk feest vierden, deden dat ook niet zonder reden. Maar toch deden ze het tevergeefs. Want ze misten de juiste geloofsleer en daarom zagen ze niet dat wat op zichzelf niet gelukkig of begerenswaard is, voor vrome mensen bijdraagt aan het goede. En dus liep hun oordeel uit op wanhoop.
Als gelovigen het sterfelijke leven taxeren, moeten ze dus hierop letten: omdat ze beseffen dat het op zichzelf alleen maar ellende is, moeten ze extra enthousiast en bereid zijn om zich volledig te wijden aan het nadenken over het toekomstige, eeuwige leven. Als je beide levens met elkaar vergelijkt, kan het tegenwoordige leven niet alleen gerust verwaarloosd worden. Het moet ook, in vergelijking met het toekomstige leven, volledig veracht en afgewezen worden. Want als de hemel ons vaderland is, wat is de aarde dan anders dan een ballingsoord? Als verhuizen uit de wereld binnengaan in het leven is, wat is de wereld dan anders dan een graf? En wat is in de wereld blijven dan anders dan diep in de dood liggen? Als bevrijd worden van het lichaam betekent dat je volledig vrij wordt, wat is het lichaam dan anders dan een gevangenis? Als het genieten van Gods aanwezigheid het toppunt van geluk is, is het dan niet ellendig als je die aanwezigheid mist? En toch, zolang we de wereld niet verlaten hebben, wonen we nog niet bij de Heer. 2 Korinthiërs 5:6
Dus als we het aardse leven vergelijken met het hemelse leven, is er geen twijfel aan dat we het aardse leven maar vlug moeten verachten en vertrappen. Natuurlijk moet je het nooit haten, behalve voor zover het ons blijft onderwerpen aan de zonde. Hoewel, ook die haat moet eigenlijk niet op het leven zelf gericht worden. Hoe dan ook, het aardse leven moet onze afkeer en haat opwekken op zo’n manier dat we wel verlangen naar het einde, maar toch ook bereid zijn om in dit leven te blijven zolang de Heer dat wil. Onze afkeer moet dus zeker geen mopperen en ongeduld worden. Want dit leven is net een wachtpost waar de Heer ons heeft opgesteld. Wij moeten daar op onze post blijven totdat Hij ons wegroept.
Paulus klaagt weliswaar over zijn lot, omdat hij langer gevangen blijft in de boeien van het lichaam dan hij zou willen. Hij zucht van een vurig verlangen naar verlossing. Romeinen 7:24 Maar toch verklaart hij ook dat hij Gods bevel gehoorzaamt, dat hij tot allebei bereid is. Filippenzen 1:23 Want hij erkent dat hij het aan God verplicht is om de glorie zijn naam te laten schitteren, óf door te sterven, óf door te leven. Romeinen 14:8 Het is aan God om te bepalen wat het meest bijdraagt aan zijn eer. Dus als we voor de Heer moeten leven en sterven, moeten we de grens tussen onze dood en ons leven overlaten aan zijn goeddunken. Maar zo, dat we branden van verlangen naar de dood en continu bezig zijn daarover na te denken, dat we dit leven verachten in vergelijking met de toekomstige onsterfelijkheid en het om de slavernij aan de zonde graag vaarwel zeggen zodra het de Heer behaagt.