De belangrijkste reden om ons kruis te dragen heb ik ontleend aan het nadenken over Gods wil. Daarom moet ik met enkele woorden vaststellen wat het verschil is tussen het geduld van de filosofen en christelijk geduld.
Van de filosofen hebben er vast maar heel weinig het inzicht bereikt dat ze begrepen dat we door verdrukkingen getraind worden door de hand van God. Heel weinig van hen vonden dus dat we God daarin moeten gehoorzamen. Maar zelfs die enkelingen voeren daarvoor geen andere reden aan dan dat het nu eenmaal onvermijdelijk is. Maar wat betekent dat anders dan dat je voor God aan de kant moet, omdat het tevergeefs is om te proberen tegen Hem te vechten? Want als we God alleen maar gehoorzamen omdat het niet anders kan, stoppen we met gehoorzamen zodra we eraan kunnen ontkomen.
Maar de Schrift beveelt ons om in Gods wil op iets heel anders te letten: in de eerste plaats moeten we letten op zijn rechtvaardigheid en eerlijkheid en in de tweede plaats op zijn zorg voor ons behoud.
Christelijke aansporingen tot geduld hebben daarom de volgende inhoud. Of we nu gekweld woorden door armoede, ballingschap, gevangenschap, beledigingen, ziekte, verlies van geliefden of andere zulke dingen, we moeten bedenken dat niets daarvan ons overkomt buiten Gods wil en voorzienigheid om. En verder moeten we bedenken dat Hij niets doet zonder dat Hij het heel rechtvaardig regelt. Immers, met onze ontelbare zonden, elke dag opnieuw, verdienen we het toch om met ergere en zwaardere roeden getuchtigd te worden, dan de roeden waarmee Hij ons in zijn zachtmoedigheid slaat? Het is toch volkomen eerlijk dat Hij ons vlees temt en als het ware laat wennen aan het juk? Anders zou het immers in overeenstemming met zijn aard naar eigen goeddunken tekeergaan. En Gods rechtvaardigheid en waarheid zijn het toch waard dat we daarvoor lijden? Als in verdrukkingen Gods ontwijfelbare rechtvaardigheid zichtbaar wordt, kunnen we daar alleen maar op mopperen of tegen vechten door onrechtvaardig te zijn.
We horen dus niet dat flauwe riedeltje: ‘We moeten voor God aan de kant, dat kan nu eenmaal niet anders.’ We horen een levend en volledig actief bevel: we moeten gehoorzamen omdat het niet toegestaan is om je te verzetten. We moeten geduldig dragen omdat ongeduldige koppigheid ingaat tegen Gods rechtvaardigheid.
Verder vinden we alleen aantrekkelijk wat volgens ons goed is voor ons en voor ons behoud. Daarom troost onze heel goede Vader ons ook op dat punt. Want Hij verklaart dat Hij juist door ons een kruis op te leggen, zorgt voor ons behoud. Het staat dus vast dat verdrukkingen goed voor ons zijn. Waarom zouden we ze dan niet dankbaar en kalm op ons nemen? En als we ze geduldig dragen, zwichten we dus niet voor iets onvermijdelijks, maar berusten we in wat goed voor ons is.
Als we dit bedenken, zorgt dat er volgens mij voor dat we in een kruis niet alleen een benauwend natuurlijk besef van pijn ervaren, maar ons evengoed ontspannen door een geestelijke blijdschap. En als gevolg daarvan kunnen we ook danken. Zonder vreugde zou dat immers niet kunnen. Het prijzen en danken van de Heer kan alleen opkomen uit een vrolijk en blij hart. Dus als niets dat prijzen en danken in ons mag verhinderen, dan blijkt daaruit hoe nodig het is dat de pijn van een kruis verzacht wordt door geestelijke vreugde.