Bij het belangrijkste deel van onze zelfverloochening gaat het, zo heb ik gezegd, om God. Laten we dat opnieuw en nu uitgebreider behandelen. Ik heb er al veel over gezegd. Het zou overbodig zijn om dat te herhalen. Het is voldoende om dit deel te behandelen voor zover het ons geduldig en verdraagzaam maakt.
Om te beginnen brengt de Schrift ons ertoe om bij het zoeken van gemak en rust in het tegenwoordige leven onszelf en alles wat van ons is over te geven aan wat de Heer wil. De begeerten van ons hart moeten we aan Hem overleveren om getemd en onderworpen te worden. We hebben een razende begeerte en een onbegrensd verlangen naar rijkdom en eer. We zoeken macht, we hopen schatten op, we verzamelen al die dwaze dingen die ons pracht en praal lijken te kunnen bieden. Aan de andere kant zijn we vreemd bang voor armoede, onaanzienlijkheid en nederigheid. We hebben daar vreemd genoeg een hekel aan gekregen en proberen die op alle mogelijke manieren kwijt te raken. Hieraan kun je zien hoe onrustig iedereen is die zijn leven naar eigen plan inricht. Ze proberen zoveel listen uit en doen zoveel moeite, om maar de dingen te krijgen waar hun eerzucht of hebzucht naar uit gaat en om aan de andere kant armoede of een nederige positie te vermijden.
Om niet in zulke dingen verstrikt te raken moeten vrome mensen dus de volgende weg bewandelen. Om te beginnen moeten ze niet ergens anders voorspoed begeren, hopen of denken te krijgen dan uit de zegen van de Heer. Daarom moeten ze daar veilig op vertrouwen. Want het vlees denkt wel dat het aan zichzelf genoeg heeft, als het ijverig eer en rijkdom najaagt, of het nu zelf zijn best daarvoor doet of door de gunst van mensen geholpen wordt. Maar het staat vast dat dit allemaal niets te betekenen heeft. Onze aanleg of onze inspanning helpen ons geen stap verder als de Heer die beide niet voorspoedig maakt.
Gods zegen echter vindt de weg zelfs dwars door alle obstakels heen en brengt voor ons alles tot een blijde en gelukkige afloop. Bovendien, we kunnen nog zoveel roem en rijkdom verwerven zonder die zegen. We zien immers dat er elke dag goddelozen met veel eer en rijkdom overladen worden. Maar degenen op wie Gods vloek rust, zullen nog niet eens het kleinste stukje geluk proeven. Dus zullen we zonder Gods zegen alleen maar dingen bereiken die ons uiteindelijk kwaad opleveren. En we moeten natuurlijk geen dingen nastreven die mensen nog ongelukkiger maken.