Het doden van onszelf gebeurt dus pas als wij de plichten van liefde vervullen. En die vervul je niet als je alle plichten van liefde alleen maar uitvoert, zelfs al sla je er niet één over. Je vervult ze pas als je het van harte doet, uit liefde. Want het kan gebeuren dat iemand wel iedereen betaalt wat hij verplicht is, voor zover het om uiterlijke plichten gaat. Maar dat hij ondertussen toch ver verwijderd blijft van de echte manier van betalen. Want we zien dat sommigen wel heel royaal willen lijken. Maar toch geven ze niets zonder hun afkeuring te tonen in een trots gezicht of beledigende woorden. En in onze ongelukkige tijd zijn we er nu zo ellendig aan toe dat er – door de meeste mensen in elk geval – bijna geen liefdegaven aan de armen meer uitgedeeld worden zonder belediging. Zo’n slechte toestand zou zelfs onder heidenen niet geduld mogen worden!
Maar van christenen mag zelfs nog iets meer gevraagd worden dan te koop lopen met een opgewekt gezicht en hun hulp aangenaam maken met vriendelijke woorden. Om te beginnen moeten ze zichzelf verplaatsen in de positie van degene die hulp nodig blijkt te hebben. Ze moeten hem aannemen en medelijden met hem hebben alsof ze zijn lot zelf ervaren. Door dat gevoel van medelijden en medemenselijkheid kunnen ze hem dan helpen zoals ze zichzelf zouden helpen.
Wie er zo aan toe is als hij zich ertoe zet om zijn broeders te helpen, zal zijn hulp niet bezoedelen door trots of afkeuring. Ook zal hij niet op zijn broeder die hij goed doet, neerkijken omdat hij hulpbehoevend is en hij zal hem ook niet als een schuldenaar aan zich onderwerpen. We bespotten immers ook geen ziek lid van ons lichaam als de andere ledematen hun best doen om het te verkwikken. En we vinden toch ook niet dat zo’n lid speciaal in de schuld staat bij de andere ledematen, omdat het meer hulp krijgt dan dat het terugbetaalt. Want niemand gelooft immers dat de onderlinge hulp tussen de ledematen een vorm van genade is. We geloven juist dat daarmee iets betaald wordt waarvan het heel onbehoorlijk zou zijn als het geweigerd werd. Want het is een verplichting volgens de wet van de natuur.
Zodoende zul je je ook niet vrij van enige verplichting voelen als je maar één soort hulp uitgevoerd hebt. Als een rijke iets van zijn bezit uitgegeven heeft, schuift hij andere lasten vaak op anderen af, alsof ze hem niet aangaan. Maar ieder moet juist bij zichzelf bedenken dat hij, hoe groot hij ook is, voor zijn naasten bij zichzelf in de schuld staat. Je mag geen limiet stellen aan het goeddoen van je naasten, zolang je vermogen je niet in de steek laat. En de grenzen van dat vermogen moeten bepaald worden volgens de norm van de liefde.