Ergens anders behandelt Paulus nauwkeuriger alle onderdelen van een leven dat goed is ingericht. Maar wel beknopt. ‘Gods reddende genade is verschenen voor alle mensen en leert ons dat we de goddeloosheid en de wereldse begeerten moeten loslaten. We moeten nuchter, rechtvaardig en vroom leven in de tegenwoordige tijd, terwijl we wachten op het geluk van onze hoop en op de verschijning van de glorie van de grote God en onze redder, Jezus Christus. Hij heeft zichzelf gegeven in onze plaats, om ons te bevrijden van alle onrechtvaardigheid en om voor zichzelf een eigen volk te reinigen dat ijverig goede daden doet.’ Titus 2:11-14
Om ons te bemoedigen presenteert Paulus ons eerst Gods genade. Zo baant hij voor ons de weg om God op de juiste manier te dienen. Vervolgens ruimt hij twee obstakels op die ons het meest in de weg staan: de goddeloosheid waar we van nature sterk toe geneigd zijn en bovendien de wereldse begeerten die nog verder reiken. Met goddeloosheid bedoelt hij niet alleen bijgeloof. Hij vat daarmee alles samen wat in strijd is met een oprechte vrees voor God. En wereldse begeerten omvatten alle neigingen van het vlees. Dus gebiedt Paulus ons, verwijzend naar beide tafels van de wet, dat we onze eigen aard moeten loslaten en alles moeten verloochenen wat ons verstand en onze wil ons voorschrijven.
Verder beperkt hij al ons doen en laten in het leven tot drie onderdelen: nuchterheid, rechtvaardigheid en vroomheid. Nuchterheid betekent ongetwijfeld zowel kuisheid als zelfbeheersing. Bovendien betekent het dat je zuiver en met mate gebruik maakt van tijdelijke goede dingen. Als je arm bent, moet je dat geduldig dragen. Rechtvaardigheid omvat alle plichten van eerlijkheid. Je moet ieder geven wat hem toekomt. Vroomheid zet ons apart van de smerigheid van de wereld en maakt ons een met God door echte heiligheid. Als deze eigenschappen hecht met elkaar verbonden zijn, leidt dat daadwerkelijk tot volmaaktheid.
Maar niets is zo moeilijk als de denkwijze van het vlees vaarwel zeggen, onze begeerten bedwingen – ja zelfs verloochenen – en ons wijden aan God en onze broeders en midden in de onreinheid van de wereld nadenken over een leven zoals dat van de engelen. Om ons hart te bevrijden uit alle strikken, roept Paulus ons daarom terug tot de hoop op een gelukkige onsterfelijkheid. Hij herinnert ons eraan dat we niet tevergeefs strijden. Want zoals Christus eenmaal verschenen is als onze redder, zo zal Hij ook bij zijn laatste komst ons het echte geluk laten zien dat Hij voor ons verworven heeft. Op die manier verjaagt Paulus alle verleidingen die als wolken om ons heen hangen en die voorkomen dat we de hemelse glorie nastreven zoals we horen te doen. Ja, hij leert ons dat wij in deze wereld moeten leven als vreemdelingen. Want anders zou de hemelse erfenis ons zomaar kunnen ontgaan of uit de vingers kunnen glippen.