Dat leidt vanzelf tot de tweede stap: we zoeken niet ons eigen belang, maar wat de Heer wil en wat tot zijn eer is. Als we onszelf vergeten of in elk geval minder rekening houden met onszelf en ons ijverig proberen te wijden aan God en zijn geboden, dan blijkt ook daaruit hoever we vooruitgekomen zijn. Want de Schrift beveelt ons om onze individuele zorg voor onszelf los te laten. Daarmee schrapt de Schrift uit ons hart niet alleen hebzucht, het verlangen naar macht en het graag bij de mensen in de gunst willen staan. De Schrift roeit ook eerzucht, het verlangen om bij de mensen beroemd te zijn en andere meer verborgen slechte begeerten uit.

Inderdaad moet een christen zo gevormd worden dat hij bedenkt dat hij in heel zijn leven met God te maken heeft. Dan zal hij alles wat hij heeft, onderwerpen aan Gods wil en beslissing en dan zal hij vroom heel zijn aandacht richten op Hem. Want als je geleerd hebt in al je doen en laten op God te letten, keer je je ook af van alle zinloze gedachten.
Dat is de zelfverloochening die Christus zijn leerlingen vanaf het eerste begin van hun onderwijs zo nadrukkelijk beveelt. Mattheüs 16:24 Als die zelfverloochening eenmaal een plaats gekregen heeft in ons hart, blijft er in de eerste plaats geen ruimte meer over voor trots, hoogmoed of verlangen naar uiterlijk vertoon en in de tweede plaats ook niet voor gierigheid, wellust, overdaad of verwijfdheid of voor andere slechte begeerten die het gevolg zijn van egoïsme.
Aan de andere kant breken de schandelijkste zonden brutaalweg uit, overal waar deze zelfverloochening niet regeert. En als er ogenschijnlijk nog wat fatsoen is, wordt dat bedorven door een verkeerde eerzucht. Immers, laat mij maar eens een mens zien, als je kunt, die – zonder op bevel van de Heer zichzelf te verloochenen – toch goed wil doen onder de mensen zonder er zelf beter van te worden. Want al degenen die geen zelfverloochening kenden, hebben een fatsoenlijk leven geleid om op z’n minst geprezen te worden. En alle filosofen die zo nadrukkelijk beweerden dat je fatsoenlijk moet leven omwille van het fatsoen zelf, waren zelf heel verwaand. Daaruit blijkt wel dat ze alleen maar fatsoenlijk probeerden te leven om daar trots op te kunnen zijn. Maar God is absoluut niet blij met zulke verwaande mensen die jagen op loze eer. Hij verklaart juist dat zij hun loon in deze wereld al binnen hebben Mattheüs 6:2; 6:5; 6:16 en dat hoeren en tollenaars dichter bij het koninkrijk van de hemel staan dan zij. Mattheüs 21:31
Toch heb ik nog niet duidelijk uitgelegd hoe vele en hoe grote obstakels er zijn die de mens verhinderen om goed te leven zolang hij zichzelf niet verloochend heeft. Want terecht werd er vroeger gezegd: in de ziel van de mens ligt een wereld van kwaad verscholen. Je zult geen andere remedie vinden dan jezelf verloochenen en ophouden rekening te houden met jezelf. Vervolgens moet je met volle aandacht zoeken wat de Heer van je eist en dan alleen omdat het Hem plezier doet.