Ik eis niet dat het leven van een christen moreel gezien niets anders uitstraalt dan het volmaakte evangelie. We moeten dat wel graag willen en nastreven. Maar een evangelische perfectie eis ik niet zo streng dat ik niemand als christen zou beschouwen die dat nog niet bereikt heeft. Want dan zou iedereen buiten de kerk gesloten worden. Er is immers niemand te vinden die niet nog ver van die volmaaktheid verwijderd is. En velen zijn nog maar weinig opgeschoten en toch zou het onterecht zijn om hen af te wijzen.

Wat wil ik dan wel? Ik wil dat we volmaaktheid als doel voor ogen houden. Alleen daarop moeten we onze ijver richten. Dat moet de eindstreep zijn die we in de wedstrijd proberen te bereiken. Want het is niet toegestaan om bij God een verdeling te maken. Je mag van de dingen die zijn Woord voorschrijft niet een deel aanvaarden en een deel naar eigen goeddunken negeren.
Immers, God geeft in de eerste plaats hoog op van oprechtheid. Dat is het belangrijkste om Hem te dienen. En daarmee bedoelt Hij een zuiver en eenvoudig hart, vrij van bedrog of huichelarij. Het tegenovergestelde daarvan is dubbelhartigheid. Het is alsof er gezegd werd dat een juist leven geestelijk begint, als het innerlijke gevoel van het hart zonder huichelen aan God gewijd wordt, om heiligheid en rechtvaardigheid in praktijk te brengen.
Maar in deze aardse gevangenis van het lichaam beschikt niemand over zoveel kracht dat hij enthousiast genoeg de wedstrijd kan lopen. De meeste mensen gaan gebukt onder zo’n grote zwakheid dat ze strompelen en hinken of zelfs kruipen over de grond. Zo komen ze maar heel weinig vooruit. Daarom moeten we ieder zover gaan als past bij het kleine beetje dat we kunnen en de reis vervolgen waar we aan begonnen zijn. Niemand zal onderweg zoveel pech hebben dat hij niet elke dag ten minste een klein stukje van de weg aflegt.
We moeten dus niet ophouden om te proberen continu een stukje vooruit te komen op de weg van de Heer. We moeten de moed niet laten zakken omdat we maar zo weinig opschieten. Want ook al schieten we minder op dan we zouden willen, toch is het geen vergeefse moeite als we vandaag verder gevorderd zijn dan gisteren. We moeten gewoon oprecht naar het einddoel kijken. We moeten ons niet vleien en strelen, maar ook niet toegeven aan onze gebreken. We moeten steeds ons best blijven doen om beter te worden dan we zijn, tot we de goedheid zelf bereikt hebben. Weliswaar zoeken we die heel ons leven. Maar we krijgen die pas te pakken als we de zwakheid van het vlees hebben uitgetrokken en er volledig in mogen delen.