3.4 – Algemene openbaring in natuur en geschiedenis

0
234

De Heilige Schrift bevat de inhoud van beide openbaringen, niet alleen van de bijzondere, maar ook van de algemene openbaring. De laatste is afkomstig uit de natuur, maar is toch in de Schrift opgenomen, omdat wij, mensen, vanwege de duisternis van ons verstand, die nooit zuiver uit de natuur zouden kunnen afleiden. Maar nu verspreidt de Schrift een licht op ons pad door de wereld en leert de Schrift ons hoe we op de juiste manier naar natuur en geschiedenis moeten kijken. Zij laat ons God opmerken waar we Hem anders niet zouden zien. Door haar verlicht aanschouwen wij Gods deugden, uitgespreid in alle werken van zijn handen.

De schepping, die de Schrift ons leert, bewijst ons al Gods openbaring in de natuur. Want de schepping zelf is een daad van openbaring, begin en oorsprong van alle volgende openbaring. Als de wereld eeuwig alleen of eeuwig naast God bestaan had, zou ze geen openbaring van God kunnen zijn. In het laatste geval zou ze voor God eeuwig een belemmering zijn geweest om zich door haar te openbaren. Maar wie met de Schrift overeind houdt dat de wereld geschapen is, belijdt daarmee tegelijk dat God zich in heel de wereld openbaart. Want elk werk legt getuigenis af van zijn maker en nog sterker naarmate het in meer eigenlijke zin een product van zijn maker genoemd kan worden.

Omdat de wereld in absolute zin Gods werk is en van het begin af en altijd door niet alleen aan God te danken heeft hoe ze is, maar ook dat ze is, komt in elk schepsel iets uit van Gods deugden en volmaaktheden. Zodra aan de andere kant Gods openbaring in de natuur ontkent en bijvoorbeeld tot het gemoed of gevoel van de mens beperkt wordt, ligt het gevaar op de loer dat we de schepping door God ontkennen, de natuur door een andere macht laten beheersen dan die er in het menselijk gemoed heerst en om zo openlijk of in bedekte vorm opnieuw het veelgodendom in te voeren. De Schrift leert de schepping en handhaaft daarmee tegelijk ook Gods openbaring en daarin tegelijk weer de eenheid van God en de eenheid van de wereld.

Verder onderwijst de Schrift ons dat de wereld niet maar in het begin door God tot stand is gebracht, maar voortdurend, van ogenblik tot ogenblik, door diezelfde God in stand gehouden en geregeerd wordt. Hij is niet alleen oneindig verheven boven de wereld. Met zijn almachtige en alomtegenwoordige kracht woont Hij ook in al zijn schepselen. Hij is niet ver bij ieder van ons vandaan, want in Hem leven we, bewegen we ons en zijn we. Hand. 17:27-28 De openbaring die uit de wereld naar ons toe komt, is dus niet alleen een herinnering aan een werk van God in lang vervlogen dagen. Het is ook een getuigenis van wat God nu in deze tijden is en wil en doet. Als we onze ogen omhoog heffen, zien we niet alleen wie al deze dingen geschapen heeft en hun leger voltallig tevoorschijn heeft gebracht. We aanschouwen ook dat Hij ze alle bij hun naam roept, vanwege zijn grote vermogen en vanwege zijn sterke kracht, en dat er niet één wordt gemist. Jes. 40:26 De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk van zijn handen. Ps. 19:2 Hij bedekt zich met het licht als met een kleed. Hij rekt de hemel uit als een gordijn. Hij maakte de zoldering van zijn hemelzalen op de wateren, Hij maakt van de wolken zijn wagen en wandelt op de vleugels van de wind. Ps. 104:2-3 Hij bestemt de plaats voor bergen en dalen en bevochtigt ze uit zijn hemelzalen. Ps. 104:8, 104:13 Hij verzadigt de aarde met de vrucht van zijn werken, laat het gras uitspruiten voor de beesten en het gewas ten dienste van de mensen en Hij laat het brood uit de aarde voortkomen en de wijn die het hart van mensen verblijdt. Ps. 104:13-15 Hij zet de bergen vast door zijn kracht en stilt het bruisen van de zeeën. Ps. 65:7-8 Waar de morgen gloort en de avond daalt, laat Hij het juichen. Hij ziet om naar het land en geeft het overvloed, Hij zegent zijn gewas en kroont het jaar van zijn goedheid. Ps. 65:9 e.v. Hij voedt de vogels in de lucht, Hij kleedt het gras op het veld met heerlijkheid, Mat. 6:26-30 Hij laat zijn zon opgaan over slechten en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Mat. 5:45 Hij maakte de mens weinig minder dan de engelen, Hij kroonde hem met eer en heerlijkheid en laat hem heersen over al de werken van zijn handen. Heerlijk is zijn naam op heel de aarde! Ps. 8

En niet alleen in de natuur, maar ook in de geschiedenis voert God zijn raad uit en brengt Hij zijn werk tot stand. Uit één bloed heeft Hij het hele mensengeslacht gemaakt, om op de hele aardbodem te wonen. Hand. 17:26 Hij vernietigt het eerste menselijk geslacht in de zondvloed en bewaart het tegelijk in het gezin van Noach. Gen. 6-9 Hij verwart bij de toren van Babel de spraak van de mensen en verstrooit hen over heel de aarde. Gen. 11:7-8 En toen de Allerhoogste aan de volken het erfelijk bezit uitdeelde en Adams kinderen van elkaar scheidde, heeft Hij de hun toegemeten tijden van tevoren bepaald en de grenzen van hun woongebied en hun grondgebied vastgesteld in overeenstemming met het aantal van de kinderen van Israël. Deut. 32:8, Hand. 17:26 Hij koos het volk van Israël uit als drager van zijn bijzondere openbaring en liet de heidenen hun eigen gang gaan. Hand. 14:16 Toch heeft Hij ze niet uit het oog verloren en hen niet aan hun lot overgelaten. Integendeel, Hij liet zich niet onbetuigd door goed te doen vanuit de hemel: Hij gaf ons regen en vruchtbare tijden en verzadigde ons hart met voedsel en vreugde. Hand. 14:17 In de heidenen werd openbaar wat van God kenbaar is, want God heeft het hun geopenbaard, Rom. 1:19 opdat zij de Heer zouden zoeken, of zij Hem misschien mochten tasten en vinden. Hand. 17:27

Door deze algemene openbaring heeft God de volken bewaard en heengeleid naar de bedeling van de volheid van de tijden, waarin het Hem behaagt alles opnieuw bijeen te brengen in Christus, zowel wat in de hemel is als wat op de aarde is. Ef. 1:10 Uit alle stammen en talen en volken en naties brengt Hij zijn gemeente bijeen Rom. 11:25, Ef. 2:14 e.v., Op. 7:9 en Hij bereidt het einde van wereld voor, waarin de volken die zalig worden, zullen wandelen in het licht van de Godsstad en alle koningen en volken van de aarde al hun heerlijkheid en eer daarin zullen samenbrengen. Op. 21:24, 21:26

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in