Maar om deze hele kwestie duidelijker en gemakkelijker te maken, ga ik nu eerst eerlijk vertellen wat voor schuldbelijdenis Gods Woord ons leert. Daarna zal ik de verzinsels van de sofisten ernaast zetten. Niet allemaal natuurlijk, want wie zou die immense zee droog kunnen leggen? Ik zal alleen de verzinsels nemen die de kern van hun individuele, geheime biecht samenvatten.
Ik vind het erg dat ik hier moet noemen hoe vaak de oude vertalers, zowel in het Grieks als in het Latijn, het woord ‘belijden’ gebruikt hebben waar in het Hebreeuws ‘prijzen’ staat. Dit is algemeen bekend bij de meest ongeletterde leken. Toch moet ik het noemen, om aan de kaak te stellen hoe brutaal ze zijn: wat geschreven staat over het loven van God, laten zij slaan op hun tirannieke gebod. Om te bewijzen dat de biecht in staat is om het hart op te vrolijken, komen zij aanzetten met dit psalmwoord: ‘met vreugdezang en belijdenis.’ Psalm 42:5 Maar als zo’n metamorfose enige waarde zou hebben, zou je overal alles uit kunnen halen wat je maar wilt.
Maar nu zij zo schaamteloos bezig zijn, mogen vrome lezers bedenken dat Gods rechtvaardige straf hen ertoe gebracht heeft. Hij heeft hun geest zo bedorven dat hun brutaliteit nog afschuwelijker is. Zolang wij bereid zijn ons te baseren op de eenvoudige leer van de Schrift, lopen wij geen risico dat iemand ons bedriegt met dit soort surrogaat.
Want de Schrift schrijft maar één manier van belijden voor. De Heer is het die de zonden vergeeft, vergeet en uitwist. Dus moeten we om vergeving te krijgen onze zonden belijden voor Hem. Hij is de arts. Dus moeten we onze wonden voorleggen aan Hem. Hij is gekrenkt en beledigd. Dus moeten we vrede zoeken bij Hem. Hij kent ons hart en weet wat wij denken. Dus moeten we snel ons hart uitstorten bij Hem. Kortom: Hij roept de zondaren. Dus moeten me niet aarzelen om naar Hem toe te gaan.
David zegt: ‘Ik heb U mijn zonde bekendgemaakt en mijn onrechtvaardigheid heb ik niet bedekt. Ik zei: ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEER. En U vergaf de onrechtvaardigheid van mijn hart.’ Psalm 32:5
En hier nog een schuldbelijdenis van David: ‘Wees mij genadig, God, in overeenstemming met uw grote barmhartigheid.’ Psalm 51:3
En deze van Daniël: ‘Wij hebben gezondigd, Heer, en verkeerd gedaan. We hebben goddeloos gehandeld, we zijn in opstand gekomen doordat we ons afkeerden van uw geboden.’ Daniël 9:5
Zo zijn er nog meer schuldbelijdenissen. Je komt ze overal in de Schrift tegen. Als je ze op een rij zet, kunt je er haast een boek mee vullen.
Johannes zegt: ‘Als wij onze zonden belijden, dan is de Heer trouw. Hij zal ons onze zonden vergeven.’ 1 Johannes 1:9 Aan wie moeten wij onze zonden belijden? Natuurlijk aan de Heer. Dat wil zeggen: we moeten met een verslagen en vernederd hart voor Hem neervallen. We moeten ons zelf oprecht voor Hem beschuldigen en veroordelen. We moeten vrijspraak zoeken in zijn goedheid en barmhartigheid.